zondag 9 december 2012


Op 3 oktober 2012 vergaderden Provinciale Staten over het rapport van de onderzoekscommissie Procesgang Oostvaarderwold. Tijdens deze vergadering hebben mijn 3 collega gedeputeerden en ikzelf ontslag genomen. Namens alle gedeputeerden sprak ik onderstaande verklaring uit:

Geachte voorzitter,


Graag maak ik van deze gelegenheid gebruik om namens het college van Gedeputeerde Staten een verklaring af te leggen als reactie op de rapportage van de onderzoekscommissie.

Voorzitter,
Het project OostvaardersWold was in alle opzichten een bijzonder project. Een project dat qua omvang zeker past in een bestuurlijk traditie van grote projecten die onze provincie rijk is. Een traditie die in zekere zin begin vorige eeuw al begon toen Cornelis Lely zijn plannen tot inpoldering van de Zuiderzee ondanks veel maatschappelijke weerstand in de Zuiderzeewet wist te vertalen.

Er zullen na de drooglegging van dit gebied niet veel projecten zijn geweest, die zoveel politiek bestuurlijke aandacht kregen als het project OostvaardersWold. Binnen maar liefst 3 colleges van GS hebben verschillende bestuurders zich met dit dossier beziggehouden. Van de kant van het Rijk waren er zelfs 4 kabinetten van verschillende politieke kleur intensief bij het project betrokken. Lange tijd was het kabinet onze enthousiaste supporter, en lange tijd kreeg dit enthousiasme navolging in Provinciale Staten. Lange tijd was er een flinke meerderheid in Provinciale Staten die het college aanspoorde voortvarend te werken aan de realisatie van de verbindingszone tussen de Oostvaardersplassen en het Horsterwold.

Maar voorzitter, de tijden veranderen. Nadat de gezamenlijke overheden in dit land zich decennialang hebben ingezet op behoud en beheer van natuur, met prachtige projecten zoals de ecologische hoofdstructuur, brak het nieuwe kabinet dat in september 2010 aantrad met deze plannen. De boodschap veranderde: het moet anders en het moet met minder geld. Dat leidde tot een bezuiniging van 70 procent op het nationale natuurbudget. Een bezuiniging die misschien door de meest vermogende provincies in dit land nog te compenseren valt, maar voor Flevoland direct desastreuze gevolgen had. De bezuinigingen in deze omvang waren door niemand voorzien. In de meest extreme varianten hielden wij en onze partners Flevo-Landschap en Staatsbosbeheer slechts rekening met bezuinigingen die de fasering van het project OostvaardersWold noodzakelijk zouden maken.

Door het regeerakkoord en de daaropvolgende vernietiging van het Inpassingsplan OostvaardersWold door de Raad van State, veranderde het project van een unieke kans voor economie en ecologie in Flevoland in een enorm bestuurlijk risico en zware rekening voor de inwoners van Flevoland. De voortvarendheid waarmee wij de uitvoering van dit project op verzoek van het Rijk ooit ter hand namen, keerde zich nu tegen ons. Nadat het project op een zo een ingrijpende manier in een ander perspectief kwam te staan, was het ook in de ogen van het college volstrekt logisch dat provinciale staten in mei dit jaar besloten de procesgang rondom het project aan een onderzoek te onderwerpen.

De uitkomst van dit onderzoek ligt vanavond voor ter bespreking. Het is aan Provinciale Staten om straks een uitspraak te doen over de uiterst zware conclusies die de onderzoekscommissie heeft getrokken. Als college hebben wij ons natuurlijk ook gebogen over de uitkomsten van dit rapport.

Laat ik beginnen om namens het college de onderzoekscommissie te complimenteren met het feit dat zij erin geslaagd zijn deze rapportage conform de planning en binnen het budget te presenteren. Gezien de enorme omvang, complexiteit en geschiedenis van het project is dit een prestatie van formaat. Het is duidelijk dat de commissie daarvoor belangrijke afwegingen heeft moeten maken. Vragen als hoeveel mensen en wie benader je voor een interview, en: hoe bepaal je met zoveel meters archief wat wel en wat niet relevant is? Wanneer ga je informatie nader onderzoeken of verifiëren, en: wanneer heb je voldoende zekerheid om desnoods harde conclusies te kunnen trekken? Kortom, ingewikkelde keuzes die de commissie niet uit de weg is gegaan.

Als college kregen wij het eindrapport van de onderzoekscommissie op het zelfde moment onder ogen als de leden van Provinciale Staten, namelijk 21 september jl. Aangezien de procedure niet voorzag in een bestuurlijk wederhoor vooraf, zoals dat bijvoorbeeld gebruikelijk is bij onderzoeken van de Randstedelijke Rekenkamer, is vandaag het eerste moment dat wij in de gelegenheid worden gesteld om voor Provinciale Staten verantwoording af te leggen.

Wij hebben uiteraard met veel belangstelling kennis genomen van de inhoud van het rapport. Alle collegeleden zijn of waren immers in meer- of mindere mate betrokken bij het dossier. Door deze bestuurlijke en persoonlijke betrokkenheid roept het lezen van dit rapport allerlei herinneringen op over onze eigen rol in het proces. Op grond van al die herinneringen zouden we het werk van de onderzoekscommissie op veel punten kunnen voorzien van interessante aanvullingen. Op een aantal onderdelen zouden wij ook tot wijzigingsvoorstellen komen die misschien een ander licht werpen op de door de onderzoekscommissie voorgestelde conclusies. Als college hebben wij zeer uitgebreid en diepgaand met elkaar gesproken over de manier waarop wij tot een reactie zouden kunnen komen.

Bij uiteindelijke afweging die we maakten, speelden een aantal zaken een rol.

In de eerste plaats, was dat het feit dat de commissie niet anders kon dan de feiten beoordelen met de kennis die we nu over het project hebben. Het college is van mening dat wij hier vanavond niet hadden gestaan als het kabinet niet was gekomen tot die abrupte beleidswijziging met betrekking tot de realisatie van de nationale Ecologische Hoofd Structuur. Met deze wetenschap van nu, is er veel aan te merken op de besluitvorming van Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten in de jaren voorafgaand september 2010.

In de tweede plaats, realiseren wij ons dat de rapportage is opgesteld door een onderzoekscommissie die breed uit Provinciale Staten is samengesteld. De commissie is unaniem tot een aantal conclusies gekomen. Alhoewel de leden van de commissie geen meerderheid vormen binnen Provinciale Staten, mag toch worden verwacht dat Provinciale Staten de rapportage daardoor zeer zwaar zullen wegen bij hun definitieve besluitvorming. Dit plaatst het college in een lastige positie als wij een uitgebreide inhoudelijke reactie zouden willen geven op dit rapport.

In de derde plaats, heeft de commissie ervoor gekozen om, in tegenstelling tot wat er over dit onderwerp in de verordening is opgenomen, het rapport in openbaarheid te presenteren voordat wij gelegenheid hadden om een bestuurlijk weerwoord te geven. Diverse partijen hebben inmiddels naar aanleiding van het rapport conclusies getrokken. Zowel regionale als landelijke pers schreven over dit onderwerp. Ook individuele Statenleden spraken zich uit over de door hen gewenste consequenties, voordat het college een reactie kon geven. Via de sociale media zijn inmiddels al vele conclusies getrokken en onafhankelijke deskundigen hadden in de media het wederhoor door het college niet nodig om een oordeel te komen. Dit alles heeft de beeldvorming over de handelswijze van de provincie in dit dossier zodanig beïnvloed dat naar de mening van ons college er weinig ruimte meer is voor een uitgebreide discussie over de inhoud.
Het college is van mening dat het nu vooral van belang is dat er rust komt op het dossier van de natuurontwikkeling in Flevoland. Onze provincie staat voor forse opgaven die vragen om een daadkrachtig bestuur die de opgaven voor de toekomst met gezag kan aanpakken. Dat bestuur moet daarbij kunnen steunen op een meerderheid in uw Staten om discussies zoals die nu zijn ontstaan achter zich te laten. Het college heeft in de huidige situatie geen positie meer om een open gesprek te voeren met de Staten over dit onderwerp. Dit is de reden dat wij besloten hebben om politieke consequenties te verbinden aan de door de onderzoekscommissie gepresenteerde rapportage.
Daarbij hecht het college eraan om te constateren dat bij de besluitvorming in het dossier OostvaardersWold binnen het college van GS altijd sprake was van collegiale besluitvorming. Het onderzoek heeft niet aangetoond dat er ooit sprake is geweest van individueel handelen van afzonderlijke bestuurders, noch dat afzonderlijke bestuurders ooit vitale informatie over het project buiten het college hebben gehouden.

Dat alles maakt dat het college van mening is dat er sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid. Op grond van dat gegeven deel ik u mee dat de vier gedeputeerden van VVD, PvdA, CDA en ChristenUnie hebben besloten met onmiddellijke ingang hun ontslag te nemen. Indien Provinciale Staten het wenst zijn wij bereid de lopende zaken af te handelen tot het moment waarop uw Staten een nieuw college heeft geïnstalleerd.

Voorzitter,
Ik dank u voor uw aandacht.


zondag 17 april 2011

Simon

Toespraak tijdens de afscheidsbijeenkomst op 12 april naar aanleiding van het overlijden van mijn vader op 7 april 2011



Donderdag 7 april. Het leek een dag als alle anderen te worden. Volle agenda, vroeg uit bed en fris aan de slag. Er was werk aan de winkel. Flevoland moest toch weer snel een nieuw college krijgen. Tot dat ene telefoontje kwam. Toen stond alles even stil. Je gelooft het eerst niet. Simon Witteman, mijn lieve vader was aan het einde van die ochtend overleden. Volgende maand zou hij 77 jaar worden. Alzheimer, in de laatste fase. Afgelopen weekend mocht ik hem zijn boterhammetje nog geven, zelf kon hij dat niet meer. De afgelopen maanden was hij al langzaam vergeten hoe ik heet. Ik zal hem voorlopig niet vergeten. Op zo’n moment lijkt even niets anders meer belangrijk. De afgelopen jaren hebben we samen met Simon zijn ziekte meegemaakt. Twee jaar lang zagen we zijn dood steeds dichterbij komen. En toch komt het dan onverwacht. En dan toch kost het je tijd om het te geloven. Gek is dat.

Laat ik beginnen om jullie namens Nelly en de hele familie van harte welkom te heten bij deze herdenkingsbijeenkomst. Wij stellen het bijzonder op prijs dat jullie allemaal naar hier gekomen zijn om ons bij te staan tijdens deze moeilijke dagen. Om ons verdriet te delen. Wij ervaren dat als een enorme steun. Maar wij hopen ook dat het voor jullie een bijzondere ervaring is om hier aanwezig te zijn. Het is misschien anders dan u gewend bent, maar dat mag op zulke momenten en bovendien, we hebben er een bijeenkomst van gemaakt waarvan wij denken dat Simon het zou waarderen. Op een locatie, die hij een van de mooiste plekjes in de regio vond, In het dorp Warmond waar zijn moeder is geboren en vlakbij de plaats waar hij de laatste jaren van zijn leven heeft doorgebracht en waar de mensen van Mariënhaven hem zo liefdevol hebben verzorgd.

Sinds zijn dood, afgelopen donderdag, is Simon niet meer uit onze gedachte weg geweest. Onwillekeurig ga je dan nadenken. Nadenken over wie hij is geweest en hoe wij hem graag willen herinneren. Vijftig jaar lang was hij mijn vader, een vader die in mijn ogen geen vlieg kwaad kon doen, zelfs niet als daar eigenlijk aanleiding voor was. Echt boos heb ik hem volgens mij nooit gezien. Ook op een arrogante of hooghartig houding kon je hem niet betrappen. Hij zette zichzelf nooit op de voorgrond, maar deed juist een stapje opzij als hij daar een ander gelukkig mee kon maken. Ook hield Simon van consensus, daar was ie gek op. En als er dan eens iets was waarvan we thuis tegen hem zeiden ‘Simon, dat moet je niet accepteren’ dan zei hij ‘laat maar, het is goed zo’. Dat was Simon ten voeten uit. Hij had geen moeite water bij de wijn te doen.

Zijn rol als vader van het gezin vulde hij op geheel eigen wijze in. Simon was niet wat je zou kunnen noemen ‘de baas in huis’. Simon deed vooral zijn best om er samen wat van te maken. In het begin, vanuit de traditionele rolverdeling, maar ook later, toen Nell buitenshuis ging werken, ging hij met zijn tijd mee en pakte hij zijn eigen rol. Zo ging hij op latere leeftijd zelfs nog op cursus om de geheimen van de ‘fijne keuken’ onder de knie te krijgen. Niet dat het echt nodig was, Nell was er ondanks haar werkzaamheden toch altijd wel op de momenten dat hij thuis kwam.

Simon was ook de vader die er met zijn jongens op uit trok. Zo stonden we menig keer met hem langs de lijn bij een voetbal wedstrijd. Eerst op zondag bij Concordia 1, de Hillegomse club waar hij voor zijn huwelijk jeugdleider was geweest. Maar later vooral bij de eredivisieclub HFC Haarlem die het in die tijd nog tot de Europacup wist te schoppen. Hij kon zich echt laten gaan wanneer zijn club een doelpunt had gescoord. Met Simon kon je ook lachen. Wie herinnert zich niet die familiefeesten waar hij met grote gedrevenheid de pias wist uit te hangen. Mensen die hem minder goed kende keken elkaar dan aan met zo’n blik van heeft die man niet een beetje teveel op. Maar Simon had helemaal geen drank nodig om lol te maken. Daarbij maakt het hem helemaal niets uit wat anderen van hem dachten en kreeg hij gemakkelijk de lachers op zijn hand. Zelfs het afgelopen jaar in Mariënhaven wist hij zijn lotgenoten, waarschijnlijk zonder dat ze hem echt begrepen, zo nu en dan nog flink aan het lachen te brengen. Hij had een bijzondere vorm van humor.

Nieuwsgierig was hij ook. Elke avond het acht uur journaal, geen dag sloeg hij over. Er was geen nieuws wat hij miste. In 1969 zat ik als achtjarig jongetje midden in de nacht met hem voor de TV om de eerste man op de maan te zien stappen. Er gebeurde weinig in de wereld waarvoor hij geen interesse had.

Naast zijn gezin was zijn werk ook belangrijk. Het ging thuis altijd over het bedrijf. Het bedrijf dat door zijn grootvader ooit gestart was en dat door zijn vader aan de drie gebroeders Witteman was overgedragen. Samen hebben ze het verder uitgebouwd, misschien in de hoop om het later weer aan zijn eigen kinderen over te doen. Hij werkte er hard voor en was vooral in het seizoen meer in de schuur dan thuis. Toch hebben we hem daardoor nooit gemist. Als mijn vader aan het werk was, was hij voor ons ook thuis. Het huis aan de Veenenburgerlaan was als ik er aan terugdenk een geweldige plek om op te groeien. Na schooltijd konden we altijd even de schuur inlopen om te kijken wat papa aan het doen was. Hij had tussen zijn werk door altijd tijd voor een praatje of een goed advies. Toen we ouder werden konden we een handje meehelpen. Ik heb het altijd met plezier gedaan. Vooral in de zomer als het druk was in het bedrijf en er vele tientallen werkstudenten de schuur in kwamen. Ook in die drukke tijd was Simon altijd de ‘meewerkend voorman’. Hij was wars van aanwijzingen geven. Leiding geven was voor Simon vooral een kwestie van samenwerken, heel goed samenwerken. Ik kom nu nog wel eens ‘jongens’ van toen tegen die nog steeds goede herinneringen hebben aan het feit dat ze in die tijd met mijn vader hebben samengewerkt.

In die drukke zomertijd was er tussen de middag warm eten. Dat eten moest in een half uurtje achter de kiezen zijn. Jarenlang was dat zo. Als gevolg daarvan ben ik vandaag de dag in gezelschap nog regelmatig als eerste klaar. Dat moest zo snel omdat Simon na het eten een kwartiertje moest slapen. Dat waren de momenten waarop wij wisten dat je hem niet moest storen. Witteman & Co was een familiebedrijf met drie broers aan de leiding. Misschien wel de moeilijkste manier om samen te werken. Samen sta je soms voor hele lastige zakelijke vraagstukken terwijl je tegelijk ook zorgzaam moet blijven op de onderlinge familieband en emoties die daar bij horen. Het feit dat ze het samen bijna 50 jaar hebben volgehouden zegt iets over de onderlinge verhoudingen. Simon was de jongste van de drie en had er misschien daarom minder moeite mee dat hij zich moest schikken in een rol op de achtergrond. Maar juist daardoor leverde hij een belangrijke bijdrage aan het succes van de onderneming.

Toen hij later merkte dat geen van zijn kinderen hem in zijn voetspoor zou volgen was dat een teleurstelling die hij alleen kon overwinnen door zijn eigen belang opnieuw opzij te zetten. Hij steunde je door dik en dun, ook in beslissingen waar hijzelf niet direct achter stond. Daardoor kregen we de gelegenheid om allemaal onze eigen weg te gaan. Wij zullen hem daar altijd dankbaar voor blijven.

Misschien ook vanwege de wetenschap dat hijzelf geen opvolging meer in het bedrijf zou krijgen kostte het hem minder moeite om als laatste van de drie broers het bedrijf te verlaten. Gelukkig kon hij daarbij langzaam een stapje terug doen om daarna samen met Nelly te gaan genieten van zijn eerste eigen huis aan de Postkoets in Sassenheim.

Voor het eerst was de zaak minder belangrijk dan zijn eigen leven. Hij genoot van die tijd waarin er steeds minder moest en steeds meer mocht. De vrijheid om te doen wat jezelf wilde. Het huis schilderen, de tuin onderhouden en aandacht voor de familie. In Sassenheim werd hij opa van 6 kleinkinderen. Ze hebben zojuist de kaarsen om zijn kist aangestoken. Samen met Nell zijn ze tot 2008 daar blijven wonen. In dat jaar kochten ze een nieuw appartement in Park Klinkenberg in Warmond. Op een werkelijk prachtige locatie op een steenworp afstand van deze plaats. Een geweldige plek om samen oud te worden. Een plaats waar ze de zorg indien nodig vlak om de hoek konden vinden. De verhuizing kwam precies op tijd.

Tijdens een open dag voor de verkoop van het huis in Sassenheim merkte ik voor de eerste keer echt dat er iets met hem aan de hand was. Hij deed dingen die hij zelf niet begreep. Dat bracht hem in verwarring. Je kon merken dat het hem bezig hield. Het waren de eerste signalen van wat later de ziekte van Alzheimer bleek te zijn. Volgens Wikipedia een degeneratieve aandoening van de hersenen waarbij de patiënt soms in snel tempo dementeert. In gewone mensentaal een onmenselijke slepende ziekte die er niet alleen voor zorgt dat je de meest dierbare herinneringen uit je leven langzaam vergeet, maar die bovendien oorzaak is van het feit dat je in een bepaalde fase de controle over je eigen bewegingen niet meer kunt beïnvloeden. We hebben het in drie jaar allemaal zien gebeuren. Met als moeilijkste periode de crisisopvang in Voorhout waar hij zichzelf voor het eerst helemaal goed realiseerde wat hem te wachten stond. Het voorbeeld van zijn broer Cor stond hem nog vers in het geheugen. Het was een emotionele tijd voor ons allemaal. Gelukkig voor hem duurde het niet zo lang voor hij ook die vervelende periode was vergeten.

Als ik nu vandaag hier sta en ik kijk terug op de afgelopen periode dan is het eigenlijk of hij toen al langzaam begonnen is met afscheid te nemen. Langzaam, elke dag met een klein stapje veranderde hij. Langzaam was hij niet meer die sterke, hardwerkende man die wij ons hele leven hadden gekend. En toch, wanneer je vroeg ‘hoe gaat het nu met je?’ dan antwoordde hij tot de laatste week met een langgerekt ‘goed’. Het was alsof hij nog steeds dacht ‘waarom zal ik jullie met mijn problemen opzadelen?’ Langzaam vergat hij de namen van de mensen om zich heen. Tot hij een paar weken geleden ook zijn eigen naam niet meer had onthouden. Terug bij af zou je kunnen zeggen.

Wat is het leven eigenlijk meer dan een aaneenschakeling van dierbare en minder dierbare herinneringen? En wat overkomt je als je geheugen je zo radicaal in de steek laat dat het leven niet meer is dan het moment zelf en je volstrekt afhankelijk bent van wat anderen zeggen en voor je doen. Als er al een geschikt moment is om je ogen voorgoed te sluiten was dat het wel.

En misschien voor hem gelukkig, gebeurde uiteindelijk afgelopen donderdag. Als hij het nu nog had kunnen zeggen, dan zou je hem nu zachtjes horen. ‘Laat maar, het is goed zo’. Wij zullen Simon nooit vergeten. We zullen hem vooral blijven herinneren als de man die hij voor ons altijd is geweest. Een geweldige vader, opa en echtgenoot met zijn hart helemaal op de juiste plek. Iemand die het geluk in zijn leven vooral heeft gevonden door er voor te zorgen dat anderen gelukkig werden. En dat is hem wat ons betreft helemaal gelukt. Wij zullen hem altijd dankbaar blijven.

vrijdag 1 april 2011

Waterontmoeting 2011

Dames en Heren,

Voor wie mij nog niet kent, ik ben Marc Witteman. Sinds september vorig jaar ben ik gedeputeerde in deze provincie. In mijn portefeuille heb ik o.a. Water Het is eigenlijk wel bijzonder dat Zuiderzeeland juist vandaag heeft uitgekozen om mij hier te vragen het woord tot u te richten. Ik ben inmiddels ruim een half jaar in dienst, dus u verwacht terecht zo langzamerhand een visie van mij op het gebied van water in onze provincie. Dat zou ik graag doen maar ik zit met een probleem. Op de eerste plaats ben ik momenteel een soort demissionaire bestuurder. Dat is een bijzondere status, want daardoor kan ik niet veel meer doen dan op de winkel passen. Ik mag in ieder geval geen enkele controversiële uitspraak doen en kan daardoor eigenlijk alleen maar een hele saaie speech houden. Op de tweede plaats is het 1 april vandaag. Laten we gewoon afspreken dat ik ondanks mijn demissionaire beperking gewoon zeg wat ik wil zeggen. Mocht ik later een keer geciteerd worden, dan kan ik volstaan met de vraag: Op welke datum zei ik dat precies?

Laat ik eens beginnen met wat mij als relatieve buitenstaander het afgelopen half jaar is opgevallen in deze provincie. Het meest opvallende, is de mooie bestuurlijke maatvoering. Eén provincie, zes gemeenten, één waterschap en krap vierhonderdduizend inwoners maakt het allemaal heel overzichtelijk. Het is de voor deze provincie zo kenmerkende menselijke maat. Een wethouder in Flevoland heeft als dat nodig is binnen een mum van tijd een GS-lid aan de telefoon en andersom is het voor ons geen probleem om een overleg met zes bestuurders te beleggen om samen een koers te bespreken. Dat geldt ook voor het waterschap. Er is maar een en die beslaat ook nog eens de hele provincie. Flevoland is zo ongeveer zoals Thorbecke het bedoeld moet hebben. Die korte lijnen zijn buitengewoon waardevol en geven ons samen slagkracht. Meestal gaan de waterbelangen in deze provincie samen op. Dijkgraaf Henk Tiesinga heeft dit net ook benoemd. We willen tenslotte allemaal schoon en voldoende water en een veilig Flevoland.

Toch heb ik begrepen dat die samenwerking de afgelopen 25 jaar soms zo veranderlijk was als het weer. Er waren periodes van (functionele) ruzie bijvoorbeeld over de buitendijkse gebieden of over de wateropgave in relatie tot Oostvaarderwold. Functionele ruzie want we zijn er steeds weer samen beter uit gekomen. Gelukkig is het de laatste tijd mooi weer. Ik moet ook zeggen dat ik uitermate goede herinneringen over heb gehouden aan mijn kennismakingsgesprek met Henk in dit huis. We zijn beide zoon van een bollenkweker en dat schept toch een band. Verder hebben we direct afgesproken dat we open en eerlijk gaan communiceren. En dat we voor slecht nieuws eerst elkaar opzoeken voor we met anderen gaan praten. Bovendien laten we verschillen van inzicht tussen de organisaties niet langer dan strikt nodig voortbestaan. Als dat nodig is hakken we samen knopen door, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid.

We hebben een goede samenwerking op verschillende onderwerpen. Om er een paar te noemen:

1. de aanpak van de wateroverlast opgave: Gezamenlijk zijn we ons aan het voorbereiden van de toetsingsronde 2012, ieder vanuit zijn eigen rol/taak. De provincie is bezig met het concretiseren van beleid en haar normering en het waterschap is bezig met de maatregelen in het knelpuntengebieden.
2. de aanpak van de verdroging van natuurgebieden: Gezamenlijk hebben we maatregelen concreet gemaakt op de verdrogingproblemen aan te pakken. Het waterschap heeft financiële middelen toegezegd voor de uitvoering en er zijn samenwerkingsovereenkomsten met de terreinbeheerders afgesloten
3. de uitwerkingen van de Europese Kaderrichtlijn Water: Een mooi resultaat van de samenwerking binnen Rijn-Midden is dat de ecologische waterkwaliteitsdoelen die wij als provincie hebben vastgesteld in het omgevingsplan één op één gekoppeld zijn aan de maatregelen die het waterschap uitvoert en gaat uitvoeren. Het kan natuurlijk altijd zo zijn dat onze belangen uit elkaar lopen. Toch wil ik er dan ook voor pleiten dat we elkaars zelfstandige positie respecteren. We hebben immers een hiërarchische relatie tot elkaar (toezicht). Daarbij blijft samenwerking van belang.

Flevoland is dus voor mij de menselijke maat als het om bestuurlijke samenwerking gaat. Maar, als watergedeputeerde praat ik ook mee in de landelijke overleggen die door het Interprovinciaal Overleg worden georganiseerd. Het Bestuursakkoord Water is één van de deelakkoorden die volgt op het (nog te sluiten) bestuursakkoord op hoofdlijnen. Het bestuursakkoord voorziet in een bezuiniging op de rijksbegroting van € 200 miljoen die door de waterschappen wordt opgebracht. Afspraken worden gemaakt over rol en taakverdeling van de verschillende overheden, waaronder de provincies. Belangrijk onderdeel van het akkoord is de cofinanciering door waterschappen van de verbetering van de primaire waterkeringen. In het bijzonder is een grote efficiencywinst te boeken in de afvalwaterketen door gemeenten en waterschappen. Het mooie is bovendien dat de Unie van Waterschappen toen zij die bezuinigingen van 200 miljoen bij het rijk aandroegen hebben belooft dat ze het geld niet extra in rekening zouden gaan brengen bij onze inwoners. En daar gaan we elkaar natuurlijk erg aan houden de komende periode.

In het akkoord is verder de kerntaak van de provincies beschreven namelijk duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting (waaronder waterbeheer, milieu, energie en klimaat). De komende maanden zijn er nog allerlei acties uit het akkoord uit te zoeken met elkaar. Weliswaar zullen deze acties voornamelijk op koepel-niveau (IPO/Unie.VNG) plaatsvinden maar ongetwijfeld zullen wij ook hier in Flevoland met elkaar van gedachten over wisselen. De acties zijn op het gebied van kaderstelling, toezicht en plannen. Bijvoorbeeld over de wijziging in taken voor zwemwater, de toedeling van vaarwegbeheer, het plan van aanpak van het 3de hoogwaterbeschermingsprogramma. Als we het dan toch over samenwerking hebben, wil hier graag een aantal dingen zeggen over het Deltaprogramma.

Het Deltaprogramma is een plan van de rijksoverheid waarmee het rijk Nederland wil beveiligen tegen overstromingen en het land duurzaam wil voorzien in de benodigde hoeveelheid zoet water voor de inwoners en hun activiteiten. In het kader van dit programma kijken we zelfs vooruit tot het jaar 2100. Het rijk wil hiervoor in 2014 -2015 een aantal zwaarwegende beslissingen te nemen, zogenaamde deltabeslissingen. Deze beslissingen hebben vooral een waterstaatstechnisch karakter. Het is goed dat het rijk zijn verantwoordelijkheid neemt als centrale overheid in dit voor alle inwoners zo belangrijke onderwerp en het belang daarvan onderstreept door het benoemen van een speciale regeringscommissaris, de zogenaamde Deltacommissaris.

De maatregelen die deze Deltacommissaris zal voorstellen, zullen ingrijpende gevolgen hebben voor het ruimtegebruik op middellange en lange termijn. De gevolgen van die maatregelen zullen al op de korte termijn hun schaduw vooruit werpen. Om een voorbeeld te noemen: De waarde van onroerend goed buitendijks zal beïnvloed worden door de veiligheidsnormen en aanpassingen in het peilbeheer voor de betreffende watergebieden.

Het is de taak en verantwoordelijkheid van de provincies om op regionaal niveau integrale afwegingen te maken tussen uiteenlopende ruimtelijke belangen. Deze taak werd door het nieuwe kabinet nog eens versterkt door de keuze de ruimtelijke ordening in Nederland verder te decentraliseren. Vanwege deze provinciale taak is directe betrokkenheid van de provincies bij het besluitvormingsproces over het Deltaprogramma wat mij betreft een belangrijke voorwaarde. Deze betrokkenheid moet vorm krijgen in de vorm van gedeelde bestuurlijke verantwoordelijkheid tussen rijk en regio. Alleen op die manier kunnen we goed samenwerken. Maar dan moet het rijk natuurlijk wel bereid zijn om die verantwoordelijkheid ook daadwerkelijk te delen door de deelprogramma’s gezamenlijk aan te sturen. En daar constateer ik een probleem. Want, als ik nu kijk naar het deelprogramma IJsselmeergebied, dan constateer ik dat deze samenwerking op bestuurlijk vlak niet voldoende is georganiseerd. Ik zie daar een fors risico. Ik zal uitleggen waarom ik dit denk.

Op dit moment hebben we een bestuurlijk kernteam. Daarin zijn bestuurslagen zonder last of ruggespraak vertegenwoordigd. Dit team heeft prima gewerkt in de binnenkort af te sluiten verkenningenfase. In de vervolgfase gaat het om het afwegen van onze regionale belangen en dat kan naar mijn mening alleen wanneer de democratisch gekozen besturen ook daadwerkelijk aan tafel te zitten. Als dat niet gebeurt en daar lijkt het eerlijk gezegd een beetje op, kan dat straks bij de formele besluitvorming tot langdurige discussies gaan leiden. Iets waar de veiligheid, de zoetwatervoorziening en de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied niet mee is gediend. Voor het Deltaprogramma zelf hebben Gedeputeerde Staten onlangs een bestuursopdracht vastgesteld, waarmee de bijdrage van de provincie aan het Deltaprogramma is geregeld. Volgende week praten we daarover met de Staten.

We hebben in die bestuursopdracht een aantal uitgangspunten geformuleerd die te maken hebben met de regionale belangen ten opzichte van het programma:

Het adagium van Flevoland is: hoe veiliger hoe beter. Flevoland is laag gelegen en daarmee zowel fysiek als psychologisch kwetsbaarder dan hoger gelegen landsdelen. Voor een duurzaam vertrouwen in de veiligheidssituatie zijn robuuste veiligheidsnormen nodig.

Eventuele maatregelen ter verbetering van de veiligheid bieden kansen voor gebiedsontwikkeling. Omgekeerd kan gebiedsontwikkeling ook kansen bieden voor veiligheidsmaatregelen. Beide kansen moeten maximaal worden benut. Daardoor kunnen de eventueel optredende negatieve effecten worden beperkt.

Elke regio in Nederland lost zoveel mogelijk de eigen watervraagstukken op. De oplossingen die binnen een bepaald gebied voor de eigen problemen mogelijk zijn komen eerst aan bod, dan pas wordt naar andere gebieden gekeken voor oplossingen.

De landelijke vraag naar zoet water mag niet ten koste gaan van de voorziening van Flevolandse behoeftes. Realistische benadering van de vraagstukken van rivierafvoer en zeespiegelrijzing, dat beperkt rigoureuze peilstijging op het IJsselmeer. Belang van recreatie en toerisme en scheepvaart, inclusief overslagmogelijkheden, blijft gehandhaafd

Maatregelen worden, als er toch schade dreigt te ontstaan, gecombineerd met kwaliteitsimpuls, waardoor de schade in het gebied zelf wordt gecompenseerd.

De huidige keuze voor het patroon van stedelijke ontwikkeling staat niet ter discussie. Ten aanzien van te nemen maatregelen geldt dat:

Schade en kosten van regionale ontwikkelopgaven die voortvloeien uit nationale besluitvorming in het kader van het Deltaprogramma, niet voor rekening van de regio komen. Er “natuur inclusief” ontworpen wordt,

Elke uit te voeren maatregel zodanig wordt vorm gegeven dat de ruimtelijke kwaliteit behouden wordt, dan wel versterkt. Er voor de uit te voeren maatregelen een zo groot mogelijk maatschappelijk draagvlak wordt verworven.

Zeker in een tijd waarin het voortbestaan van de provincie en/of het waterschap met enige regelmaat door anderen aan de orde wordt gesteld, is het van belang dat wij, veel meer dan nu het geval is, bondgenoten en partners in onze bestuurlijke omgeving hebben. Dat vraagt m.i. om een andere manier van samenwerken met die omgeving. Een samenwerking die veel meer op onderling respect en vertrouwen is gebaseerd. Een samenwerking waarbij wij ons als provincie beperken tot het uitvoeren van taken waarbij we echt meerwaarde kunnen bieden. De Flevolandse overheden hebben volgens mij zoveel gemeenschappelijke belangen dat het de moeite waard is om over de tegenstellingen en competentiediscussies heen te stappen en een werkelijk partnerschap aan te gaan.

Laten we van de kleinschaligheid en de menselijke maat van het bestuur in onze provincie onze kracht maken. 400.000 inwoners, 6 gemeenten, 1 waterschap, 1 provincie, 1 plan voor onze toekomst. Wat mij betreft mag het nieuwe college van GS zich gaan inspannen, maar daar mag ik natuurlijk vandaag helemaal niets over zeggen. Maar goed, het is natuurlijk ook 1 april. Dank voor uw aandacht.

woensdag 30 maart 2011

Speech bij presentatie krant 'Beleef de Bollenstreek'

Goedemorgen,

Mijn naam is Marc Witteman. Het is goed om hier weer eens terug te zijn. Een tijdje geleden kreeg ik van Rosa van der Veer van het Leidsch Dagblad een verzoek om iets te zeggen in het kader van Beleef de Bollenstreek. Gezien mijn bijzonder goede relatie met het Leidsch Dagblad, wil ik daar natuurlijk graag aan voldoen. Vorige maand was het precies 50 jaar geleden dat ik 1700 meter van deze plaats werd geboren als 4e generatie in een familie van agrariërs die hun inkomen vergaarden met de teelt van bloembollen. Het was mijn overgrootvader die zo’n 120 jaar geleden als groenteteler nabij de Hillegomse Haven zijn kansen zag door perceel vers afgegraven duingrond aan de Veenenburgerlaan aan te kopen om daar bloembollen te gaan telen. Ik ben dus opgegroeid op de kalkhoudende zandgronden tussen Hillegom en Lisse, vlak achter de duinen. De beste bollengrond die er in deze wereld te vinden is.

Voor mij reden genoeg om ja te zeggen op de vraag van Rosa u te vertellen hoe ik de Bollenstreek beleef, of misschien moet ik zeggen beleefde. Mijn 50e verjaardag was namelijk wel bijzonder kan ik u zeggen. Ik heb gemerkt dat zo'n leeftijd steeds vaker herinneringen uit het verleden oproept. Deze gelegenheid in Keukenhof leek me een goede plaats om die herinneringen eens met u te delen.

Doordat ik opgroeide in dit gebied was het steeds veranderende landschap een soort vanzelfsprekendheid. De open ruimte, de lange zichtlijnen en de kleurige velden in het voorjaar waren voor mij vanzelfsprekend. Iets dat ik toen niet heel bijzonder vond. Dat kwam later pas, maar daar kom ik straks nog even op terug. Bovendien; ik zag het vooral als het werk van mijn vader waar hij overigens een behoorlijke boterham mee kon verdienen. Toen kon dat nog. Ik leerde dat bloeiende tulpen zo snel mogelijk gekopt moesten worden, dat was immers beter voor de bol en daar ging het tenslotte allemaal om. Die moest later voor de hoogste prijs verkocht worden. Duitse toeristen die het koppen van de bloemen met enige afkeuring gade sloegen hadden het gewoon niet begrepen. Voor mij als kind was die bollenstreek op zich dus niet zo bijzonder. Alhoewel, dat is niet helemaal waar.

Een paar weken per jaar was alles anders. Dat begon dan wanneer de gemeente extra verkeersborden kwam plaatsen en daarmee het hele buitengebied omvormde tot een gebied met eenrichtingsverkeer. Zodra het vervolgens mooi weer werd, stonden de wegen in het hele buitengebied werkelijk propvol met auto's en bussen, vaak met buitenlandse kentekens. De top van die drukte lag op de jaarlijkse bollenzondag. Dat soort dagen hadden voor mij ongekende commerciële kansen. Als jongen van een jaar of 6 plukte ik met toestemming van mijn vader tulpen en narcissen uit het veld om die langs de weg aan de drommen toeristen te verkopen. Als er bij de buurman mooiere bloemen stonden, plukten we ze daar. Ik kan me eigenlijk niet herinneren of we daar ooit toestemming voor vroegen. Doordat ze in een lange file voorbij kwamen, was er voor mijn potentiële klanten geen ontkomen meer aan. Nog beter kon je verdienen met het rijgen van bloemenslingers. Menig Duitse toerist verliet in die tijd het land met zo'n gele slinger aan de ruitenwissers. Hoe die slingers er vervolgens na een uurtje snelweg richting Duitsland uitzagen heb ik me vaak afgevraagd, maar daar heb ik nooit antwoord op gekregen. Mijn klanten kwamen in ieder geval nooit terug. Op die manier leerde ik iets van de commerciële mogelijkheden van het gebied, zelfs voordat ik de schoonheid had gezien.

Ik kom niet zo heel vaak meer in de streek, maar in deze tijd van het jaar pak ik toch altijd wel een keer de fiets om vanuit de Leidse Merenwijk een rondje door de streek te rijden. In een paar uur fietsen kom ik dan door het Groene Hart, door de Bollenstreek, door het duingebied en weer terug in de historische binnenstad van Leiden. Dat is echt een geweldige ervaring. Overigens zijn de meeste files in het buitengebied er al lang niet meer. Als je daar goed over nadenkt, is dat eigenlijk jammer. Ik krijg het gevoel dat het tegenwoordig vooral een kunst is om bezoekers van buiten de regio juist via efficiënte en korte verbindingen van en naar de Keukenhof te dirigeren. Dat doen we over wegen waar de lintbebouwing het achtergelegen bollengebied tegenwoordig bijna geheel aan het oog heeft onttrokken. En daarmee onthouden we onze bezoekers niet alleen een uitzicht op het mooiste landschap ter wereld, ook krijgen we ze bijna niet meer in dorpen die best veel te bieden hebben.

Voor het overgrote deel van de bezoekers is vooral de Keukenhof daardoor de Bollenstreek. Alleen vanaf de molen in het park kunnen ze nog iets van de streek ervaren. Toch zijn er best eenvoudige manieren om dat unieke landschap in alle schoonheid te bewonderen. Op mijn dagelijkse treinreis van en naar Flevoland heb ik al een paar keer de omweg over Haarlem genomen. In ruil voor een kwartier extra reistijd krijg je een geweldig uitzicht over het landschap van de Bollenstreek. Een retourtje Leiden - Haarlem is in deze weken een attractie op zich, en bovendien heel betaalbaar. Koppel daar een stadswandeling door het historische centrum van Leiden aan vast en je hebt de dag van je leven in deze regio. En als de trein niet lukt, kijk dan eens naar het water. Vlak na de oorlog verdienden de bollenkwekers wat extra door met een bollenvlet met stoelen erop tussen de velden heen en weer te varen.

Er zijn nog een paar herinneringen uit mijn jeugd die ik met u wil delen. Wat dacht u van dat lied: ‘als de lente komt dan stuur ik jou….’ Dat kon bij mij echt verontwaardiging op roepen. Bloembollen kwamen helemaal niet uit Amsterdam. Ik was trots op de Bollenstreek. Haarlem had er ook zo’n handje van. Hoezo Haarlem Bloemenstad? Wij hadden verdorie de hele binnenduinrand afgegraven voor de bloembollencultuur. Haarlem deed daar niet aan mee en pronkt toch met onze veren. Volstrekt onterecht dus.

Pas later in Leiden ontdekte ik dat als er al een stad is die haar naam aan de Bollenstreek mag verbinden, dat Leiden moet zijn. Niet voor niets staan er tulpen in de ambtsketen van de burgemeester van Leiden. Niet voor niets vervulde de Hortus Botanicus aan het Leidse Rapenburg een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de bollenteelt in dit gebied. Ik ben er later als student aan de Rijks Middelbare Tuinbouwschool vaak in de Leidse Hortus geweest. Maar ook nu nog zijn er economische verbindingen tussen dat geweldige Bio Sciencepark in Leiden en de bollensector bij de zoektocht naar nieuwe medicijnen uit bloembollen om levensbedreigende ziektes te bestrijden.

Vijf jaar geleden woonde ik aan de Pastoorslaan in Hillegom. Rond het huis lag 32 hectare bollengrond die door de eigenaar keurig onderhoud werd. 32 hectare natuur die je elke week zag veranderen. Elk venster was een schilderij en in de bollentijd troffen we de Japanse toeristen in de voortuin. Als je op mooie dagen in die tuin bezig was kon je de opmerkingen horen van de fietsers die langs kwamen. Stuk voor stuk verrukt over wat zij daar zagen. Toen werd ik wethouder in Leiden en moest ik vanwege verplichtingen in de gemeentewet mijn huis inruilen voor mijn huidige woning in de Leidse Merenwijk. Een groter contrast is bijna niet denkbaar. Uit de bollenstreek met al die ruimte naar de op een na meest verdichte stad van Nederland met 5300 inwoners per km². Lisse zou met dezelfde dichtheid bijna 90.000 inwoners hebben.

In Leiden zijn de zichtlijnen niet langer dan pakweg een paar honderd meter. Je ziet daar verharding in plaats van landschap. Ik herinner me nog heel goed hoe indrukwekkend het was toen ik vanuit Leiden na enige tijd voor de eerste keer weer de bloeiende bollenvelden bezocht. Voor het eerst zag ik het bollengebied zoals buitenstaanders het zagen. Toen zag ik pas echt hoe groot de landschappelijke kwaliteit in dit gebied eigenlijk is. De stedelijke dichtheid van Leiden had me geholpen om de schoonheid van de Bollenstreek echt goed te zien.

Daarmee zeg ik overigens niets ten nadele van Leiden. Daar had ik een soort tegenovergestelde ervaring. Ik kreeg een kantoor in het stadhuis waar het uitzicht al meer dan 200 jaar hetzelfde was. Ik heb uren en uren gewandeld door de stad voor ik alles tenminste 1 keer had gezien. Duizenden monumenten op zo’n kleine oppervlakte kom je bijna nergens tegen. Maar er is meer.

Een enorme verzameling rijksmusea, de oudste schouwburg van Nederland. Een prachtige stadsgehoorzaal met een vernieuwde gevel aan de Aalmarkt (die me overigens bijna politiek de kop heeft gekost). Ik noemde al het Rapenburg, het Siebolthuis waar echt elke Japanse toerist even binnenkijken moet, om daar van de Japanse geschiedenis dingen te zien die ze zelf niet meer hebben. Kortom een prachtig toeristisch aanbod op een paar vierkante kilometer. Leiden heeft zowel in goed weer als in slecht weer arrangementen veel te bieden. Ook na afloop van het bollenseizoen valt er nog heel veel te doen in combinatie met een bezoek aan Leiden. Denk daarbij vooral aan de badplaatsen en het congrestoerisme in Noordwijk en Noordwijkerhout. Dan moet die Rijngouwelijn er dan overigens wel snel komen om stad en strand op een hoogwaardige manier te verbinden.

Ik zei dat ik vorige maand 50 was geworden. Voor mijn verjaardag kreeg ik de 14 delige serie '1000 jaar duin en bollenstreek'. Die staat nu thuis in de boekenkast. Heerlijk om zo nu en dan eens door te bladeren. In deel 2 met de titel ‘vertier en vrije tijd’ staan de files op bollenzondag zoals ik me herinner. Ik heb er even heerlijk bij weg zitten dromen. In dat deel is ook het een en ander te lezen over de ontwikkeling van toerisme in deze regio. Op verschillende plekken zie je dat samenwerking tussen de bollengemeenten vaak het begin vormde van succesvolle ontwikkelingen. Het meest duidelijk is dat wel bij het ontstaan van het bloemencorso, vlak na de tweede wereldoorlog. Pas toen de burgemeesters van Hillegom, Lisse en Sassenheim gezamenlijk de schouders onder een initiatief van de sector hadden gezet kon het grootste toeristische evenement in deze regio uitgroeien tot wat het nu is.

Mensen die mij kennen, weten dat ik veel belang hecht aan regionale samenwerking in deze regio. Zeker wanneer het gaat om bevordering van toerisme is dat noodzakelijk. Want alhoewel de afzonderlijke gemeenten in dit gebied ontegenzeggelijk allemaal heel veel kwaliteit hebben, er is er niet een die kan tippen aan de toeristische kwaliteiten van de regio in zijn totaliteit. Het is nog maar een jaar of drie geleden dat ik als wethouder EZ in Leiden betrokken was bij een toen onafwendbare liquidatie van de VVV Holland Rijnland. Ik betuig u daarvoor mijn oprechte spijt maar des te meer ben ik verheugd om u hier weer samen te treffen. Wat ik vandaag graag mee wil geven is dat de Bollenstreek, Leiden en het Duingebied als geen ander bij elkaar horen. Toeristische combinaties waar deze gebieden bij betrokken zijn, kunnen een bijzonder en uniek aanbod vormen. U heeft hier in een straal van 10 a 15 kilometer zoveel te bieden aan bezoekers van buiten de regio, maar ook aan de eigen inwoners. Dat werkt niet wanneer elke gemeente haar eigen focus heeft. Dat werkt naar mijn overtuiging alleen wanneer u allemaal de focus op de regio zet.

Ik wil afsluiten met een soort waarschuwing, of zo u wilt een reclame boodschap, of misschien een uitdaging. Zoals u weet ben ik inmiddels gedeputeerde in de provincie Flevoland. Net als de Duin- en Bollenstreek kennen wij in die provincie ook cultuurlandschap. De Noordoostpolder is in zijn geheel met mensenhanden gemaakt en zo bijzonder dat de gemeenteraad serieus discussie voert om de status van Unesco Werelderfgoed te verwerven. Ik heb werkelijk mijn ogen uitgekeken toen ik daar vorig jaar voor het eerst mocht rondkijken. In een publicatie op internet vond ik de volgende tekst:

'Van 18 april t/m 3 mei kunt u in de Noordoostpolder de langste en kleurrijkste auto-bloembollenroute van Nederland rijden. De circa ¬honderd km lange route voert langs ongeveer tweeduizend hectare ¬tulpen. Borden met ‘Bollenroute’ wijzen de weg. Om bij het startpunt te komen, neemt u vanaf de A6 ¬vanuit het ¬zuiden of westen afslag 14/Emmeloord, of vanuit het noorden afslag 16/Bant. Aan het eind van de afrit ziet u de eerste borden al. Op strategische plaatsen staan picknicktafels met informatie¬borden over de bloembollenteelt. '

De Noordoostpolder, het IJsselmeergebied en het Friese merengebied bieden de moderne toerist rust, ruimte en schoonheid. Laat die dreiging voor u een aanleiding zijn om de handen ineen te slaan. In de tussentijd ga ik me als gedeputeerde van Flevoland inzetten om de Noordoostpolder nog veel beter op de kaart te zetten en zo de competitie met de Duin- en Bollenstreek aan te gaan. Ik wens u oprecht heel veel succes met onze strijd.

Bedankt voor uw aandacht.

maandag 31 januari 2011

Speech bij Flevolandse Sportverkiezingen 2010

[Introductie door presentatrice Dione de Graaff]

Dione, dank voor deze introductie. Beste mensen, welkom in de sportiefste provincie van Nederland. Ik ben Marc Witteman, gedeputeerde in de provincie Flevoland met sport in mijn portefeuille, wat wil je nog meer? Voor een sporter en een sportfan in ieder geval een prachtige portefeuille en dat zeker in deze provincie die graag de sportiefste van Nederland wil zijn.

Zelf ben ik ook sporter, meer als individualist. Behalve beoefenaar fitness, een fanatiek hardloper. Onlangs nog de halve marathon van Egmond en binnekort natuurlijk de nationale veldloop voor ambtenaren, hier in Lelystad. En dan te bedenken dat het allemaal tien jaar terug begon met afvallen. Ik woog ooit 100 kilogram!

Flevoland is een mooie provincie, waar sport een belangrijke plaats inneemt. Sport is voor ons als provincie om verschillende redenen belangrijk. In de eerste plaats natuurlijk vanwege het plezier dat je kunt beleven aan sport, door het te doen, maar ook door er naar te kijken. Zo zag ik onlangs nog een mooie basketballwedstrijd in Almere, waarbij Leiden het goed deed. Voor een Leidenaar die in Flevoland werkt natuurlijk een mooi gebeuren. Verder heeft sport een vormende waarde en helpt sport bij onze identiteit. Daarom richt onze sportnota ‘Flevoland, de sportiefste provincie’ zich ook nadrukkelijk op het creëren van de randvoorwaarden hiervoor: kernsporten en talentontwikkeling, gehandicaptensport en sportevenementen en ‘een leven lang sporten’. Deze speerpunten zijn nodig voor een langdurige versterking van het sportklimaat in Flevoland. Daarbij draagt het uiteindelijk bij aan onze ambitie om de sportiefste provincie te zijn.

Als sportieve provincie kennen we ook onze eigen sporthelden. Een hart dat klopt voor sport verbindt ons aan elkaar. Allereerst met het verleden. Ik heb het over de sporthelden van het recente verleden, sporthelden die onlangs gestopt zijn. Dat zijn de Almeerse sprinter en bobsleeër

Timothy Beck

Zijn opvallende prestaties zijn:
Brons op het WK atletiek in 2003 in Parijs (estafette 4 x 100m).
NL kampioen 2003, 100 meter sprint.
Deelname OS Salt lake City 2002 - Bobslee
Deelname OS Athene 2004 - Atletiek, estafette
Deelname OS Vancouver 2010 – Bobslee en drager van de NL vlag

En de zwemmer

Thijs van Valkengoed uit Lelystad

Zijn opvallende prestaties zijn:
NL record 4 x 100 m wisselslag.
NL record op de 100 meter schoolslag
Deelname OS Athene in 2004
Deelname OS Beijing in 2008
5x NL kampioen 100 school
6X NL kampioen 200 school

Ondanks het beëindigen van een sportieve topsportcarrière, stopt jullie rol als ambassadeur voor de sport niet. Voor kinderen én volwassenen is jullie doorzettingsvermogen en discipline inspirerend, dat blijft!

Later in het programma komen we nog op deze sporthelden uit het verleden terug!

De meeste sporters zijn uiteraard ooit begonnen als jong talent, dat bleek uit te groeien tot sportheld van de toekomst. In de jongste provincie met veel jonge mensen zulk talent. Mede voor hun ontwikkeling stimuleert Flevoland sporten. Door het subsidiëren van mooie kleinschalige initiatieven, maar ook door grootschalige jeugdsport stimuleringsprojecten. Een drietal voorbeelden:

1. Begin deze maand heb ik op de baan van Flevonice het startschot gegeven voor het project Schoolschaatsen in het kader van 25 jaar Flevoland. Maar liefst 6000 kinderen komen deze winter op de schaats te staan. Als daar geen toekomstig schaatskampioen tussen zit.

2. Samen met wethouder Willem de Jager van Lelystad heb ik het project Schooljudo.nl. gestart. Daarbij gaan we twee dingen doen, Ruim 3000 basisschoolkinderen kennis laten maken met deze mooie sport en zo’n 35 judotalenten uit deze provincie extra trainen om hun talent te stimuleren. Het mooie is dat het niet alleen schitterend past in ons sportbeleid, maar ook dat het een initiatief is van 9 verschillende judoscholen.

3. Als provincie concentreren we ons op een aantal sporten, de zogenaamde kernsporten. Op dit moment zijn dat volleybal, zeilen en badminton. Dat het werkt zie je bijvoorbeeld aan Ruben Wijnands die doorstroomt vanuit de badminton academie naar de nationale selectie ofwel jong oranje. Dit jaar komt er misschien nog een kernsport bij.

Zomaar een greep uit de vele initiatieven die zijn opgestart en gerealiseerd. Zij komen niet slechts tot stand door ons als provincie, maar hoofdzakelijk door een nauwe samenwerking met gemeenten, bonden en verenigingen en Sportservice Flevoland. Dat maakt onze aanpak succesvol.

Maar we zijn er nog niet! Ook in 2011 staan er genoeg uitdagingen voor de deur. Ook weer een kleine greep: we werken op dit moment hard aan de digitale sociale kaart op het gebied van de gehandicaptensport, d.w.z. een overzicht van alle clubs en organisaties waar aangepast gesport kan worden. Daarnaast hopen wij aan het einde van het jaar te kunnen starten met een talententraining voor triatleten.

U ziet: we werken hard aan een sportief Flevoland en u gaat komend jaar zeker nog van ons horen!

Wat ik nu nog niet heb genoemd, zijn onze sporthelden van nu. U hebt hun afbeeldingen misschien al voorbij zien komen. De lokale sportverkiezingen in alle zes gemeenten hebben laten zien wie onze actuele sporthelden zijn. Zij zijn voor vanavond uitgenodigd. Mag ik jullie bij dezen namens de provincie ook nog van harte feliciteren! Daarbij past trouwens ook een bedankje aan alle vrijwilligers die aan deze lokale sportverkiezingen hebben meegewerkt. Zonder uw hulp zijn dit soort evenementen ondenkbaar. Omdat ik niet iedereen persoonlijk kan bedanken wil ik dat doen door twee sporters even in het zonnetje te zetten. Dat zijn Tomothy Beck en Thijs Valkengoed.

[Tomothy Beck en Thijs Valkengoed komen het podium op]

Sportvrienden,

ik wil jullie enorm bedanken voor jullie geweldige sportieve bijdragen in de afgelopen jaren. Voor al die activiteiten en al jullie inzet ben ik jullie, en ik weet zeker ook alle aanwezigen hier, enorm dankbaar. We missen jullie nu al. Sportfans in de zaal, geef deze Flevolandse sporthelden een daverend applaus!

Namens de provincie onderstreep ik dit met deze bijzonder blijk van waardering, de Flevolandse sportspeld.

[Opspelden]

Ik ben blij dat we al deze helden enigszins in de spotlights kunnen zetten. Maar na dit afscheid nu de kennismaking met huidige helden die over enige tijd weer kunnen uitgroeien tot nieuwe coryfeeën uit het verleden.

Daarmee doel ik natuurlijk op de winnaars van de Flevolandse Sportverkiezingen! Onze nieuwe Flevolandse sporthelden van 2010! We moeten echter nog even geduld uitoefenen voor we weten wie dat zijn. Voor nu dank ik u voor uw aandacht.

donderdag 20 januari 2011

Maidenspeech Provinciale Staten van Flevoland

Voorzitter, geachte leden van Provinciale Staten,

Laat ik beginnen om u te bedanken voor de gelegenheid om hier te staan. Dit is voor mij in meer dan één opzicht een bijzondere gebeurtenis. In de eerste plaats omdat het de eerste keer is dat ik uw Staten op deze manier mag toespreken. Het is dus mijn maidenspeech. Daarnaast omdat ik de gelegenheid krijg om verantwoording af te leggen voor het beleid dat ons college in de afgelopen vier jaar heeft gevoerd binnen de mij toegemeten portefeuille. De combinatie van maidenspeech en een verantwoordingsdebat is op zich natuurlijk heel bijzonder.Aangezien ik op 9 september van het afgelopen jaar de politieke verantwoordelijkheid van mijn voorganger zonder enig voorbehoud heb overgenomen is het wat mij betreft geen onmogelijke combinatie. Bovendien kan ik u verzekeren dat de resultaten binnen mijn portefeuille zodanig zijn dat ik hier zonder enige terughoudendheid verantwoording over kan en wil afleggen.

Overigens prijs ik het initiatief om te komen tot deze vorm van openbare verantwoording. Het is een goed instrument om het politieke debat wat levendiger en misschien ook wel wat spannender te maken. Voor dat laatste is naar mijn eigen waarneming nog wel wat ruimte in Flevoland. Niet alleen om de politiek aantrekkelijk te maken, maar ook omdat het een uitstekende manier is om uw dagelijks bestuur en de ambtelijke organisatie scherp te houden.Ik sprak zojuist over het feit dat dit mijn maidenspeech is. Ik heb juist daarom vooraf even goed gekeken hoeveel spreektijd ik hiervoor krijg. Dat komt omdat er in mijn vorige werkkring speciaal voor die speech een aantal bijzondere spelregels golden. Zo was er voor de maidenspeech geen spreektijdlimiet, mochten er geen interrupties geplaatst worden en was applaus na afloop verplicht. Dat leverde in de praktijk heel aardige toespraken op. Misschien een leuk idee wanneer u op zoek bent naar manieren om het debat iets levendiger te maken. Aangezien ik wel gebonden ben aan spreektijd zal ik u hier niet vermoeien met mijn visie op de toekomst van het provinciaal bestuur in Nederland en Flevoland in het bijzonder maar mijn verhaal vervolgen met de 3 belangrijkste onderdelen van mijn portefeuille: Jeugdzorg, Sport en de Sociale Agenda.

Als eerste de jeugdzorg, een belangrijk onderdeel van het thema Jongeren. In de afgelopen jaren heeft de nadruk gelegen op het invoeren van de Wet op de Jeugdzorg, die in 2005 van kracht werd. Het doel was te zorgen dat alle jongeren die jeugdzorg nodig hebben, die ook krijgen. Dat bleek in eerste instantie een moeilijk te behalen doel. Net als in de rest van Nederland bestonden ook in Flevoland wachtlijsten voor jeugdzorg. Zo wachtten er op 1 april 2008 nog meer dan 300 kinderen op de voor hen passende zorg. Voor een groot deel van deze kinderen was wel in alternatieve zorg voorzien, maar toch. Op 1 januari 2010 waren de wachtlijsten verdwenen. Een groter budget, van het Rijk maar vooral ook de autonome provinciale bijdrage die u beschikbaar stelde maakte dit mogelijk. In 2009 heeft u meer dan €3,6 miljoen bijgedragen en in 2010 €4,8 miljoen. Maar het was niet alleen een kwestie van extra geld. Extra aandacht is er ook geweest om de Flevolandse jeugdzorg sneller en beter te laten werken. Er wordt efficiënter gewerkt en beter onderling afgestemd. Met dat extra geld is buitengewoon veel goed gedaan voor de meest kwetsbare kinderen en gezinnen in onze Flevolandse samenleving.

En met resultaat, in 2010 zijn geen nieuwe wachtlijsten ontstaan. Een mooie prestatie, zeker als we bedenken dat het gebruik van jeugdzorg in de afgelopen jaren overal in Nederland sterk is toegenomen, harder dan de groei van het beschikbare budget. Bijvoorbeeld, in 2007 werden in onze provincie ruim 2.500 gebruikers van jeugdzorg geregistreerd, in 2008 waren dat er bijna 3000, en in 2009 was dit gestegen tot 3.400, een groei van meer dan 17% ten opzichte van het jaar daarvoor. De primeur die ik u vandaag voor u heb is dat 2010 voor het eerst in jaren een daling laat zien van 100 jongeren t.o.v. 2009. Daarmee is het ons dus gelukt om de trendbreuk waar we zolang op hebben gewacht eindelijk te bereiken. Laat dus helder zijn, we leveren prima werk af als het gaat om de jeugdzorg, maar dat is maar goed ook want we hebben wel degelijk een probleem, ook in vergelijking met andere provincies. Iedereen is het erover eens: om de jeugdzorg effectief en betaalbaar te houden, moeten problemen vroegtijdig en met en in het gezin worden opgepakt. De sleutel hiervoor ligt in een goede samenwerking tussen de partners in de zorgketen, vooral met gemeenten, het onderwijs en de arbeidsmarkt. Deze samenwerking is de afgelopen 4 jaar in onze provincie enorm verbeterd. Het Gemeenschappelijk Actieprogramma Aansluiting Flevoland (GAAF) speelde daarbij een belangrijke rol. Je ziet dat provinciale en lokale partners steeds meer samen verantwoordelijkheid nemen in de zorg voor de jeugd. Het feit dat er onder u leden zijn die spreken over een uniek Flevolands model is misschien wel het grootste compliment aan het gevoerde beleid. Juist nu de positieve resultaten van de vorige grote structuurverandering in de jeugdzorg zichtbaar beginnen te worden zou je wensen dat de sector nu de rust krijgt om door te ontwikkelen. Niets is minder waar. Het kabinet gaat nu de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg weghalen bij de provincie en bij de gemeenten onderbrengen.

Daarvoor heeft men in de kamer zo'n breed draagvlak dat er geen andere optie is dan loyaal meewerken aan deze zoveelste structuurwijziging. Hoe het er precies uit gaat zien is nog onduidelijk. Er zijn nog veel vragen zoals: Wat gaat er met de civiel en strafrechtelijke jeugdzorg gebeuren? Of, wat zal er op regionaal niveau georganiseerd moeten worden? Hoe worden de jeugd en opvoedhulporganisaties in de toekomst aangestuurd? Voor mij is belangrijk dat we het huidige, hoge kwaliteitsniveau voor Flevoland overeind weten te houden.

Juist nu moeten we zorgen voor zorgvuldigheid en voorzichtigheid. Daarom kan ik me niet voorstellen dat de provinciale inspanningen voor de jeugdzorg in de komende periode weg zal vallen. Omdat al die vragen de volgende periode beantwoord moeten worden en u, naar ik aanneem, de aandacht voor de kwaliteit van de jeugdzorg ondertussen niet wilt laten verslappen, zal dit beleidsterrein de komende vier jaar meer dan ooit uw, - en ik hoop ook mijn -, aandacht vragen. En dan blijft het nog maar de vraag of op termijn echt álle taken op het gebied van jeugdzorg bij de provincie verdwijnen. Juist in Flevoland hebben wij de afgelopen jaren een uitstekende samenwerking met de gemeenten opgebouwd en ik merk bij de betrokken wethouders een wens om die samenwerking voort te zetten. Ik sluit dus niet uit dat in de nieuwe opzet ook weer een regisserende taak van de provincie zal worden gevraagd. Ik heb me tot nu toe ook in mijn rol als voorzitter van de IPO-adviescommissie Sociaal Beleid sterk gemaakt voor het toepassen van maatwerk. Almere is Urk niet en Flevoland is Zuid Holland niet. De samenwerking die de afgelopen jaren in deze provincie tot stand is gekomen kan zo een mooi vervolg krijgen. Om ook uw Staten bij het hele proces betrokken te houden hebben is er inmiddels een voorstel naar u onderweg om te komen tot werkbare kaders voor dit proces.

Sport
Samenwerking is een woord dat ook past bij mijn tweede onderwerp, namelijk Sport. De totstandkoming van Flevolandse nota Sportbeleid is daarvan een goed voorbeeld. Vanaf het begin van dit proces zijn we het gesprek aangegaan met sporters, sportorganisaties, het bedrijfsleven, het onderwijsveld en natuurljk met de Flevolandse gemeenten. Hierdoor kan het nieuwe provinciaal Sportbeleid rekenen op een zeer breed draagvlak. Het waarmaken van uw doelstelling ‘de sportiefste provincie’ begint immers met een gezamenlijke visie op sportbeleid en de keuzes die daarin gemaakt worden. De Sportnota is een mooi voorbeeld van de vertaling van de ideeën en wensen in de maatschappij naar provinciaal beleid. We hebben echte winst geboekt bij het verdelen van de aandachtgebieden binnen het sportdomein. Waar gemeentes zich richten op breedtesport richt de provincie zich bijvoorbeeld op topsport en talentontwikkeling. De sportnota is nu een jaar in uitvoering, u heeft onlangs de eerste voortgangsrapportage ontvangen met de concrete resultaten na 1 jaar. In de voortgangsrapportage heeft u kunnen lezen over allerlei initiatieven en projecten die het afgelopen jaar tot stand kwamen. Het voert te ver om hier nu een overzicht van te geven, maar één voorbeeld wil ik noemen:

De RegioCoach, het talentenprogramma Zeilen in Lelystad is nu echt zo’n voorbeeld van een vitale coalitie die het afgelopen jaar tot stand is ontstaan. Zeilvereniging, gemeente, Watersportbond en provincie werken samen om jeugd klaar te stomen voor de Olympische Spelen. Maar het werkt niet alleen voor de zeilsport. Ook op onze andere kernsporten zoals judo, volleybal en badminton zien we dat het beleid zorgt voor enorme stimulansen op het gebied van sport in onze provincie.

Naast het invullen van de Sportnota is er meer werk verricht. Van de sportgerelateerde jongerensubsidie zijn projecten uitgevoerd voor jongeren in het basis- en voortgezet onderwijs. In de Noordoostpolder is voor basisscholen “Kies voor hart en Sport Noordoostpolder” uitgevoerd, jaarlijks hebben zo’n 700 kinderen kennisgemaakt met allerlei verschillende sporten. Daarnaast stonden er deze maand 6000 Flevolandse kinderen op het ijs voor een door de provincie aangeboden schaatsclinic. Als daar geen toekomstige kampioen bij zit...

In de toekomst kunnen we binnen het provinciehuis nog winst boeken met meer inhoudelijke dwarsverbanden tussen beleidsterreinen. Sport en Economie bijvoorbeeld: een goede sportinfrastructuur zorgt voor een aantrekkelijk woon- en werkklimaat en draagt zodoende bij aan de economische ontwikkeling van Flevoland. Bovendien kunnen bedrijven zich profileren door te investeren in sport.

Als we deze koppeling maken in onze beleidsvorming worden de effecten van onze inspanningen groter en ook beter zichtbaar. Ook op andere vlakken zijn effecten te zien van succesvolle samenwerking. De Sociale Agenda, mijn derde onderwerp, is daarvan wellicht het meestbesproken voorbeeld. De inhoud van de Sociale Agenda is tot stand gekomen in het sociale debat. In dit debat, waaraan allerlei partners uit het werkveld deelnamen, heeft u de centrale thema’s benoemd. Eén van de programmalijnen is: ‘Participatie van kwetsbare mensen’. De eerste stappen zijn gezet binnen dit programma. Er zijn projecten gestart die de verbindingen leggen tussen onderwijs, zorg en arbeid. Lifecoach is een mooi voorbeeld van een geïntegreerde aanpak.

Een gesprek dat ik onlangs voerde met een 19 jarige jongen uit deze provincie maakte het voor mij nog eens heel helder hoe belangrijk zo'n lifecoach in de praktijk kan zijn. Deze jongen die op 13 jarige leeftijd aan de drugs raakte, ging dealen, van school ging en door zijn gescheiden ouder op straat werd gezet vertelde mij zijn levensverhaal. Uiteindelijk kwam hij fors in aanraking met politie en justitie. Dankzij zijn lifecoach en een beetje hulp van zijn nieuwe vriendin heeft hij zijn leven sinds een half jaar weer op de rails, zit hij weer op school en is hij begonnen zijn schulden af te betalen. Als de term investeren in mensen ergens van toepassing is, dan is dat bij de lifecoach die volledig ontspoorde jongeren weer op het rechte spoor weet te brengen en daarmee de maatschappij behoed voor hoge vervolgkosten. We staan aan het begin van de tweede periode van de uitvoering van de Sociale Agenda. Er is nu tijd en gelegenheid om na te denken over een vervolg. Na de verkiezingen kunnen partijen met elkaar in gesprek over de plaats van de Sociale Agenda in de volgende periode.

Wat mij betreft kan de kaderstelling op dit gebied best scherper dan in het verleden. Daarnaast is in het kader van Profiel Provincies de discussie gerechtvaardigd waar deze taak het meest doelmatig kan worden uitgevoerd, bij de provincie of misschien wel bij de gemeente. Zolang het gevolg van deze profieldiscussie maar niet is dat we daarmee ook onze sociale verantwoordelijkheid over de schutting zetten zonder dat we met de gemeenten sluitende afspraken hebben gemaakt over het overnemen van deze taak. Het gaat immers om een kwetsbare groep inwoners van onze provincie die vaak afhankelijk is van de overheid. Wat mij betreft zouden afspraken hierover met gemeenten onderdeel moeten zijn van een bredere visie op sociaal beleid binnen de provincie Flevoland. Een schone taak voor de volgende periode.


Zolang het gevolg van deze profieldiscussie maar niet is dat we daarmee ook onze sociale verantwoordelijkheid over de schutting zetten zonder dat we met de gemeenten sluitende afspraken hebben gemaakt over het overnemen van deze taak. Het gaat immers om een kwetsbare groep inwoners van onze provincie die vaak afhankelijk is van de overheid. Wat mij betreft zouden afspraken hierover met gemeenten onderdeel moeten zijn van een bredere visie op sociaal beleid binnen de provincie Flevoland. Een schone taak voor de volgende periode.


Voorzitter,

Ik heb de belangrijkste onderwerpen uit mijn portefeuille de revue laten passeren. Het waren vooral de onderwerpen waar in het strategisch akkoord doelen voor waren gesteld. Daarmee zeg ik niet dat er op de andere beleidsterreinen zoals Onderwijs, Gezondheidszorg of Water geen ontwikkelingen zijn geweest. In tegendeel. Dankzij de interventies vanuit dit huis hebben wij samen met onze partners bijvoorbeeld de toekomst van de ziekenhuiszorg in een groot deel van onze provincie veiliggesteld. Voorzitter,

Ik ben aan het einde van mijn verantwoording gekomen. Ik hoop dat de Staten mijn conclusies in hoofdlijnen kunnen onderschrijven. Ik heb mijn werk de afgelopen maanden met heel veel plezier gedaan. Ik heb gemerkt dat de onderwerpen waarmee ik als gedeputeerde te maken kreeg mij meer hebben gegrepen dan ik vooraf had verwacht. Ik ben enthousiast geworden voor de bestuurlijke opgave waarvoor deze provincie zich gesteld ziet. Ik heb tenslotte zo genoten van de positieve instelling van al die Flevolanders met wie ik de ,afgelopen periode heb mogen samenwerken, dat als mij de kans wordt geboden om mijn werk ook in een nieuwe periode voort te zetten, ik die kans met heel veel genoegen zal opnemen.

Ik dank u voor uw aandacht.

woensdag 28 april 2010

Afscheidsspeech

Voorzitter,

Daar sta je dan met de opdracht om een leuke speech te houden bij een afscheid waarvoor je niet zelf heb gekozen. Ik heb gemerkt hoe moeilijk het is, maar ik weet uit ervaring dat het nog moeilijker is om te luisteren naar een vertrekkende politicus die alleen maar kan vertellen waarom hij eigenlijk had moeten blijven. Dat zal ik dus niet doen maar neem van mij aan dat ik soms wel de neiging had.

Zoals ik dat de afgelopen jaren vaker deed, heb ik ook voor deze toespraak de hulp van de stad ingeroepen. Daarom twitterde ik vorige week de tekst: ‘Ik neem afscheid als wethouder, wat moet er in mijn afscheidsspeech. Dat leverde me een 15 tal reacties op die ik, voor zover ze niet tegenstrijdig waren, in deze speech heb verwerkt.

Het is vandaag 28 april. Tien dagen terug was het precies vier jaar geleden dat ik op deze plaats uit handen van de burgemeester de sleutels opgespeld kreeg. Het aantreden van Gerda van den Berg en mijzelf was toen het gevolg van een sterk gevoelde wens binnen de Partij van de Arbeid om te komen tot een nieuwe bestuurscultuur in deze stad, toen onder de naam feminiene bestuursstijl. Dat was politiek op basis van overtuigende argumenten, samenwerking en collegialiteit. Eerlijke politiek, afspraken nakomen en samenwerken met inwoners van de stad. Geen politiek op basis van macht alleen. Ik voelde daar wel wat voor, het sloot goed aan bij de bestuurservaringen die ik elders had opgedaan. Ik kwam immers uit een bestuurlijke omgeving waar ik als PvdA bestuurder altijd vanuit een minderheidspositie mijn werk had moeten doen. Een omgeving waar je alleen iets kon bereiken door anderen te overtuigen van de kwaliteit van je voorstellen.

De installatieraad op 18 april 2006 was een bijzondere ontmoeting met de nieuwe gemeenteraad. Zo vroeg Paul van Meenen zich, na bestudering van mijn cv, openlijk af of ik wel lang genoeg in Leiden zou blijven. Volgens mij was dat ook de laatste keer dat hij zich zorgen maakte over een eventueel voortijdig vertrek. In mijn reactie stelde ik destijds dat mijn vertrek eerder van hem zou afhangen. Die opmerking heeft zoals dat heet ‘met de kennis van nu’ meer voorspellende waarde gehad dan ik toen kon weten.

Uit die installatieraad is me één ding in het bijzonder bijgebleven. Dat was het feit dat ik wethouder werd met 24 stemmen voor en dus 15 stemmen tegen. Voor mij was dat een geheel nieuwe ervaring. Ik had nog helemaal niets gedaan en ik had nu al 15 tegenstanders in de gemeenteraad. Het was zo’n beetje mijn eerste kennismaking met de Leidse bestuurscultuur. Zo’n stemming zou ik later nog eens meemaken. Ik vroeg me toen af hoe je als wethouder je werk kan doen als een groot deel van de raad in beginsel niet bereid is vertrouwen te geven. Die stemmingen zijn achteraf van groter invloed geweest op mijn functioneren dan ik toen dacht. Hoe serieus ga je om met inbreng van partijen waarvan je weet dat ze je niet vertrouwen?

Na de installatie hebben we veel gedaan om een nieuwe start te maken. Zo begon ik met een rondgang langs alle fracties om mijn diensten aan te bieden en nog eens te onderstrepen dat ik een wethouder voor de hele raad wilde zijn. Maar ook binnen het college maakten we afspraken over onze nieuwe bestuursstijl. We maakten de bestuursvleugel weer toegankelijk voor onze inwoners, gingen collectief en individueel op werkbezoek. We probeerden tegenstellingen van belangen in de stad te overbruggen, werkten aan een verbetering van de relatie met onze ambtelijke organisatie en maakten een punt open communicatie naar raad en bevolking. Als wethouder Ruimtelijke Ordening merkte ik dat een nieuwe bestuurscultuur niet betekende dat alle tegenstellingen in deze stad als sneeuw voor de zon verdwenen. Daarvoor is de praktijk te complex. Ook wanneer je goed naar mensen luistert, moet je scherpe keuzes maken, je verantwoordelijkheid nemen. Dat leverde soms felle discussies op met de raad en de inwoners. Voorbeelden uit mijn portefeuille waren bijvoorbeeld de bouw van ROC-Lammenschans, het AZC in Roomburg, het bedrijventerrein Oostvlietpolder of, recent nog, de Morspoortgarage. In alle gevallen zag ik mezelf als uitvoerder van beleid dat binnen het college collegiaal was afgestemd, door een meerderheid van de raad gewenst was maar door een minderheid zwaar werd bestreden.

Voorzitter,
Ik ben ook een democraat. Als ik nu luister naar de meerderheid van uw raad dan is de cultuurverandering die wij vier jaar geleden hebben ingezet in uw ogen mislukt. Ik wens het nieuwe college heel veel succes met de hernieuwde poging. De noodzaak van deze verandering wordt door mij volledig onderschreven. Sterker nog, ik wil de cultuurverandering een handje helpen door uw raad op te roepen de nieuwe wethouders vanavond met algemene stemmen te benoemen. Doe deze mensen niet aan wat alle wethouders in de afgelopen jaren wel is aangedaan. Ter geruststelling aan de oppositie kan ik nog zeggen dat je volgens mij alleen vertrouwen kunt opzeggen als je het eerst gegeven hebt.

Voorzitter,
Ik prijs me gelukkig dat ik vier jaar wethouder van deze stad mocht zijn. In die vier jaar heb ik samen met mijn collega’s, met de raad, met de ambtenaren en de inwoners van deze stad gewerkt aan een aantal bijzondere dossiers. Ik zal ze niet allemaal noemen, maar een paar voorbeelden wil ik hier de revue laten passeren.
Natuurlijk is dat het project Huis van de Sport, waar de raad onlangs in grote meerderheid mee instemde. Een unieke gebiedsontwikkeling die niet in het stadhuis is bedacht, maar door de mensen in de stad. Of het project Minder en Beter, waarmee we inmiddels zowel de wachttijd als het aantal benodigde vergunningen heel fors hebben teruggebracht. Niet iedereen realiseert zich dat maar het scheelt voor onze inwoners 53000 wachtweken per jaar en levert onze ondernemers €376.000 structureel per jaar op. De VNG constateerde bij de afsluiting van dit project dat Leiden als gevolg van het Minder en Beter programma nationaal voorop loopt op het gebied van terugdringen van administratieve lasten. Ik constateer dat op dit punt het vanavond vast te stellen coalitieakkoord de afgelopen twee jaar behoorlijk is uitgevoerd.

Een ander voorbeeld is de verbetering van de huisvesting van onze ambtelijke organisatie. De afgelopen periode hebben we het aantal gemeentelijke gebouwen fors teruggebracht en daarmee de kosten van huisvesting structureel weten te verlagen. De verbouwing van het voormalig belastingkantoor heeft uiteindelijk binnen het oorspronkelijk geraamde budget plaats gevonden. De ambtenaren die onlangs naar Stationplein 207 verhuisden zijn enthousiast over de kwaliteit van hun nieuwe werkplek. U zult begrijpen hoe goed dit me heeft gedaan, na al het gedonder dat ik met dit dossier heb gehad.

Voorzitter,
Ik kan voorlopig doorgaan met mijn lijst van resultaten. Ik kan uren praten over het economisch succes van ons Bio Science Park. Ik kan feest vieren over de komst van Achmea met 1700 arbeidsplaatsen. Ik kan euforisch worden over een belangrijk resultaat van mijn Japanreis vorig jaar dat mijn opvolger de komende tijd aan u bekend kan maken. Ik word weer trots wanneer ik terugdenk aan al die olympische medailles die ik naar Leiden zag komen. Of wat dacht u van die beker waar ZZ-Leiden onlangs mee terug kwam, terwijl ze inmiddels in de play-off ook in de halve finale terecht gekomen zijn. Of wat dacht u van het actieplan stedelijke economie, de veranderde manier waarop we tegen projectmanagement en grote projecten zijn gaan aankijken of het behoud van de IJsbaan. En tenslotte voorzitter kan ik zelfs trots worden over het nieuwe complex van de stadsgehoorzaal nu ik de enthousiaste bezoekers met grote regelmaat ontmoet. Voorzitter het waren twee keer twee geweldige jaren.

Voorzitter,
Ik heb bedankjes en cadeautjes. Eerst de bedankjes.
Dan wil ik beginnen bij het thuisfront, Leny en de kinderen. Zij hebben zich de afgelopen vier jaar ver gehouden van de Leidse politiek. Dat wil echter niet zeggen dat ze geen last hebben gehad van mijn ambities. De verhuizing van een van de mooiste plekjes in Hillegom, het afscheid van vriendjes en vriendinnetjes, afscheid van hun school en voetbalclub. Ze moesten het allemaal voor mij over hebben. Dat ging zeker niet altijd vrijwillig en ik hoef u niet te vertellen wat er thuis gebeurde toen het eerste college kort na onze verhuizing in de problemen kwam en ik me moest afvragen hoe lang ik nog wethouder kon blijven. Of wat dacht u van die keer dat ik ze moest vragen om in huis wat bij de ramen weg te blijven na dreigementen van een lokale ondernemer. Ondanks alles zijn we er thuis in geslaagd om de boel bij elkaar te houden en daar ben ik ze nog elke dag dankbaar voor.

Op de tweede plaats bedankt ik alle huidige en voormalige collega wethouders en de burgemeester. Als teamspeler ben je helemaal nergens zonder een team. Wat uw raad ook voor regels bedenkt voor het nieuwe college, voor mij is er geen andere manier van besturen dan collegiaal besturen, alleen dan kom je tot goed afgewogen en gedragen besluiten. Ik zeg niet dat er op dit gebied niet te verbeteren was, maar er is toch reden genoeg om de collega´s hiervoor te bedanken.

Op de derde plaats wil ik alle medewerkers van de ambtelijke organisatie bedanken. Ik heb de afgelopen 4 jaar gemerkt hoe gedreven en plichtsgetrouw onze mensen zijn om besluiten van raad en college tot uitvoering te brengen. Wees zuinig op deze mensen.
In het bijzonder wil ik de ambtenaren bedanken die de afgelopen periode het dichtst bij me stonden. De trouwe medewerkers van de bodedienst en natuurlijk mijn Cindi, Frits en Fons , maar ook Jolanda. Zij waren het die me de afgelopen vier jaar door dik en dun hebben gesteund en die mij ondanks al mijn eigenaardigheden steeds zijn blijven steunen. Bedankt allemaal.

Tenslotte bedank ik al mijn vrienden en vriendinnen bij de Partij van de Arbeid die het mogelijk maakte dat ik 4 jaar dit werk voor de stad mocht doen.


Dan nu de cadeautjes.

Voorzitter,
De afgelopen dagen heb ik de kasten in mijn kamer leeggemaakt. Ik verzeker u, ze zijn helemaal leeg en er zitten geen lijken meer in. Er kwamen een paar dingen uit de kast die ik graag weg wil geven. Om wat tijd te sparen zal ik ze niet nu maar straks aan de betreffende mensen overhandigen. Ik loop ze even met u langs.

Woestijnroosje
Het lijkt een wat zielig plantje. Het is een Woestijnroosje, ooit stonden er zes op de bestuursvleugel, in elke wethouderskamer een. Het was een cadeautje van collega wethouder en vriend Paul Jonas aan alle wethouders en hij gaf ons daarbij een opdracht. We moesten het plantje in leven houden zolang het college bestond. En als u weet dat wij in het toenmalige college vast overtuigd waren van het feit dat het college 16 jaar zou stand houden, begrijpt u dat ik mijn best gedaan heb om dit plantje te laten floreren. Dat was overigens niet zo moeilijk. Net als de SP tegenwoordig, is het Woestijnroosje met weinig tevreden. Aan mijn wethouderschap komt nu een einde. Dus ook aan de zorg voor mijn Woestijnroosje. Wat is er dan mooier om de zorg voor dit roosje over te dragen aan de nieuwe wethouder Zorg die ook Roos heet. Roos van Gelderen, je draagt de zelfde naam als de eerste vrouwelijke burgemeester van Hillegom. Een partijgenoot waar ik nieuwe wethouder destijds veel van geleerd heb. Ik zal dit plantje straks aan je overhandigen maar zal er in tegenstelling tot wat Paul Jonas deed geen opdracht bij geven. Voor mij hoeft het nieuwe college niet zo lang te blijven zitten. Maar jou Roos wens ik wel heel veel succes toe in je nieuwe functie. Ik weet zeker dat je het goed gaat doen, met hart en hand zal ik maar zeggen. Ik zal je zeker blijven volgen.

Zandloper
Bij deze glazen zandloper hoort een bijzonder verhaal. Ik kreeg hem persoonlijk uit handen van van Camiel Eurlings samen met een zogenaamde blauwe brief. De brief zal ik houden, maar de zandloper geef ik weg. Dat heeft een reden. Ik kreeg hem van Eurlings op het moment dat het kabinet 10 miljoen euro beschikbaar stelde voor de ontsluiting van ons Bio Science Park. Een ontsluiting die ook volgens een onlangs uitgebracht rapport van het gezaghebbende bureau Buck Consultants, essentieel is om de leidende rol van het Leidse Bio Science park te behouden. Met de zandloper gaf Eurlings te kennen dat de 10 miljoen rijksbijdrage niet vrijblijvend was. Hij zag de zandloper als een symbool voor de druk van de tijd om resultaat te boeken. Hij stelde daarom twee voorwaarden aan het overmaken van het geld. De eerste voorwaarde was dat, zoals hij het zei, de schop snel in de grond moest. Daarvoor hebben we tot medio dit jaar de tijd gekregen om een projectbesluit te nemen. De tweede voorwaarde was dat ook de provincie 10 miljoen euro zou bijdragen. Ook de afspraak met de provincie is na veel praten gemaakt en ligt nu vast in BO2.

Ik wil deze zandloper graag weggeven. Niet aan de nieuwe projectwethouder Bio Science, maar aan de nieuwe aanvoerder van de meerderheid in deze raad Paul van Meenen. Dat doe ik omdat ik me zorgen maak over de doorontwikkeling van ons Bio Science Park. Het beste bedrijvenpark van Nederland, het park waar tegenwoordig uit binnen en buitenland mensen komen kijken hoe wij dat in Leiden toch hebben gedaan. Maar ook het park waarvan de noodzakelijke groei stil komt te liggen zonder een goede bereikbaarheid. Ik heb de afgelopen twee jaar mijn best gedaan om twee keer 10 miljoen euro van rijk en provincie beschikbaar te krijgen. Het opzeggen van BO2 heeft tot gevolg dat deze twee keer 10 miljoen euro niet naar Leiden komt. Het opzeggen van BO2 zal daardoor leiden tot stagnatie van de verdere ontwikkeling van Leiden Bio Sciencepark. Ik zal deze zandloper straks aan Paul van Meenen overhandigen. U heeft nog een maand of drie om het projectbesluit ontsluiting Leiden Bio Sciencepark naar de raad te krijgen. Ik wens u daarbij veel wijsheid toe.

Afbeelding Morspoortgarage en het Grote Parkeerspel
Het volgende cadeautje is een artist impression van de nieuwe Morspoortgarage en wel de uitvoering de voorkeur kreeg van tweederde van de 75 buurtbewoners die op de site hun stem hebben uitgebracht. De Morspoort is in de laatste maanden wel mijn meest roerige dossier geweest. Het was ook het dossier waarop ik mijn gewaardeerde collega John Steegh moest verliezen. Er zijn veel mensen in de stad die zich afvroegen waarom er zoveel gemeentelijk doorzettingsmacht nodig was voor de realisatie van dit project. Het antwoord op deze vraag is wat mij betreft buitengewoon eenvoudig. In de raad ben ik meer dan een keer buitengewoon helder aangesproken over het halen van de planning met betrekking tot de realisatie van onze parkeervoorzieningen. Niet zozeer door mijn eigen partij als wel door de fracties van CDA en VVD. Zij waren niet onduidelijk over de consequenties die het zou hebben wanneer het coalitieakkoord op dit punt niet zou worden uitgevoerd. Ik heb u daarbij niet teleurgesteld. Ondanks de grote tegenstand die er was heb ik de wens van de meerderheid van de raad op dit punt uitgevoerd. Dat het nu juist deze partijen zijn die nu akkoord gaan met vertraging van dit project roept bij mij natuurlijk vragen op over het spel dat hier wordt gespeeld. Een parkeerspel dus en laat dat nou net zijn wat ik vond bij het uitruimen van mijn kast.
Ik zal de artist impression en het grote parkeerspel straks overhandigen aan Paul Laudy en Arjen Bonestroo.

Honkbalknuppel
Deze honkbalknuppel kreeg ik een tijdje geleden van een ondernemer in de stad. Het is niet direct een attribuut waarmee ik als wethouder geassocieerd wil worden, maar omdat ik ook wethouder Sport ben geweest heeft hij toch een paar maanden in de hoek van m’n kantoor gestaan. Behalve een knuppel is het ook een pepermolen. Het gaat meer dan ooit goed met de sport in deze stad. Het onderhoud aan bestaande sportvoorzieningen is op orde gebracht, het Huis van de Sport is in ontwikkeling en de sportdeelname laat een toename zien. Daarnaast heeft de LSF een volwaardige positie gekregen als adviseur van het gemeentebestuur. De sport heeft zelf het initiatief genomen om te komen tot het Leids Sportplan dat binnenkort het licht zal zien en waarvan ik hoop dat de politiek het zal omarmen. De politieke partijen hebben voor de verkiezingen in overgrote meerderheid de belofte gedaan om de komende vier jaar niet te bezuinigen op Sport. Het is dat ik op grond van de gemeentewet geen recht heb op een afscheidsmotie, anders zou die zeker iets met dit onderwerp te maken hebben. Nu kan ik niet veel meer doen dan u beloven dat ik de LSF mijn diensten als actieleider zal aanbieden wanneer uw raad de afspraken op dit punt onverhoopt zou vergeten. Overigens weet ik zeker dat ik dan ook Erica Terpstra kan overtuigen nog eens naar Leiden te komen om u aan uw afspraken te houden. Zij was het immers die de uitspraken aan u wist te ontlokken tijdens het sportdebat dit voorjaar.

De knuppel gaat wat mij betreft naar Moniek van Sandiek. Onder druk van de motie van Sandiek mocht ik in recordtijd een verlanglijstje van 56 miljoen euro bij de sportverenigingen ophalen. U wilde dat voor de verkiezingen hebben om deze wensen via de onderhandelaars in te brengen. Ik moet constateren dat dit niet gelukt is. Dat neemt niet weg dat de uitkomsten van de motie er liggen en dat verwachtingen heeft gewekt. Nu het via de onderhandelingen niet is gelukt zal Moniek andere instrumenten moeten toepassen en daarbij kan deze wellicht van pas komen. Of ze daarvoor de knuppel of de peper gebruikt laat ik aan haar zelf over.

Onder Ondernemers
Voorzitter, ik kom tot een afronding. Ik heb een geweldige tijd gehad in Leiden. Ik zou het zo weer doen. Voor mijn werk heb ik talloze ontmoetingen in de stad gehad, zowel op het gebied van economie als sport. Door te blijven luisteren naar de mensen in de stad heb ik mijn werk kunnen doen zoals ik dat heb gedaan. Binnenkort kan uw raad kennisnemen van de nieuwste cijfers van de benchmark gemeentelijk ondernemersklimaat die elke twee jaar door het ministerie wordt gehouden. Daaruit blijkt een aanzienlijke verbetering van ondernemersklimaat in deze stad onder het laatste college. Ook de bereikbaarheid van het bestuur en het inlevingsvermogen van bestuurders is beter geworden. Ik denk dat dit de reden is waarom ik van de voorzitter van de BV Leiden via een tweet de complimenten in ontvangst mocht nemen over het gevoerde economisch beleid. Dat is wel eens anders geweest in deze stad. Een van de instrumenten die ik gebruikte om dat te bereiken waren mijn bijna 50 werkbezoeken en zomerstages bij Leidse bedrijven. Ik deed daarvan elke keer verslag op mijn weblog waarvoor ik vanavond overigens mijn duizendste bijdrage ga schrijven. Alle verslagen van werkbezoeken zijn nu in een mooi boekje gebundeld en van logo´s en foto´s voorzien met behulp van de betrokken bedrijven. Dankzij hun medewerking mocht ik vorige week het boekje Onder Ondernemers in ontvangst nemen. Het is een mooie doorsnede geworden van stuk voor stuk prachtige Leidse ondernemingen. Ik zou graag alle leden van de raad een exemplaar willen aanbieden. Het is mijn rapportage aan de raad over vier jaar onder ondernemers, vier jaar onder Leidenaren. Ik zou zeggen lees het goed door en zie het als een aansporing om in de komende periode goed te luisteren naar wat ondernemers in de stad te zeggen hebben. Zij zijn het die bijna 60.000 banen in deze stad in stand houden.

Het gaat u goed.