woensdag 30 maart 2011

Speech bij presentatie krant 'Beleef de Bollenstreek'

Goedemorgen,

Mijn naam is Marc Witteman. Het is goed om hier weer eens terug te zijn. Een tijdje geleden kreeg ik van Rosa van der Veer van het Leidsch Dagblad een verzoek om iets te zeggen in het kader van Beleef de Bollenstreek. Gezien mijn bijzonder goede relatie met het Leidsch Dagblad, wil ik daar natuurlijk graag aan voldoen. Vorige maand was het precies 50 jaar geleden dat ik 1700 meter van deze plaats werd geboren als 4e generatie in een familie van agrariërs die hun inkomen vergaarden met de teelt van bloembollen. Het was mijn overgrootvader die zo’n 120 jaar geleden als groenteteler nabij de Hillegomse Haven zijn kansen zag door perceel vers afgegraven duingrond aan de Veenenburgerlaan aan te kopen om daar bloembollen te gaan telen. Ik ben dus opgegroeid op de kalkhoudende zandgronden tussen Hillegom en Lisse, vlak achter de duinen. De beste bollengrond die er in deze wereld te vinden is.

Voor mij reden genoeg om ja te zeggen op de vraag van Rosa u te vertellen hoe ik de Bollenstreek beleef, of misschien moet ik zeggen beleefde. Mijn 50e verjaardag was namelijk wel bijzonder kan ik u zeggen. Ik heb gemerkt dat zo'n leeftijd steeds vaker herinneringen uit het verleden oproept. Deze gelegenheid in Keukenhof leek me een goede plaats om die herinneringen eens met u te delen.

Doordat ik opgroeide in dit gebied was het steeds veranderende landschap een soort vanzelfsprekendheid. De open ruimte, de lange zichtlijnen en de kleurige velden in het voorjaar waren voor mij vanzelfsprekend. Iets dat ik toen niet heel bijzonder vond. Dat kwam later pas, maar daar kom ik straks nog even op terug. Bovendien; ik zag het vooral als het werk van mijn vader waar hij overigens een behoorlijke boterham mee kon verdienen. Toen kon dat nog. Ik leerde dat bloeiende tulpen zo snel mogelijk gekopt moesten worden, dat was immers beter voor de bol en daar ging het tenslotte allemaal om. Die moest later voor de hoogste prijs verkocht worden. Duitse toeristen die het koppen van de bloemen met enige afkeuring gade sloegen hadden het gewoon niet begrepen. Voor mij als kind was die bollenstreek op zich dus niet zo bijzonder. Alhoewel, dat is niet helemaal waar.

Een paar weken per jaar was alles anders. Dat begon dan wanneer de gemeente extra verkeersborden kwam plaatsen en daarmee het hele buitengebied omvormde tot een gebied met eenrichtingsverkeer. Zodra het vervolgens mooi weer werd, stonden de wegen in het hele buitengebied werkelijk propvol met auto's en bussen, vaak met buitenlandse kentekens. De top van die drukte lag op de jaarlijkse bollenzondag. Dat soort dagen hadden voor mij ongekende commerciële kansen. Als jongen van een jaar of 6 plukte ik met toestemming van mijn vader tulpen en narcissen uit het veld om die langs de weg aan de drommen toeristen te verkopen. Als er bij de buurman mooiere bloemen stonden, plukten we ze daar. Ik kan me eigenlijk niet herinneren of we daar ooit toestemming voor vroegen. Doordat ze in een lange file voorbij kwamen, was er voor mijn potentiële klanten geen ontkomen meer aan. Nog beter kon je verdienen met het rijgen van bloemenslingers. Menig Duitse toerist verliet in die tijd het land met zo'n gele slinger aan de ruitenwissers. Hoe die slingers er vervolgens na een uurtje snelweg richting Duitsland uitzagen heb ik me vaak afgevraagd, maar daar heb ik nooit antwoord op gekregen. Mijn klanten kwamen in ieder geval nooit terug. Op die manier leerde ik iets van de commerciële mogelijkheden van het gebied, zelfs voordat ik de schoonheid had gezien.

Ik kom niet zo heel vaak meer in de streek, maar in deze tijd van het jaar pak ik toch altijd wel een keer de fiets om vanuit de Leidse Merenwijk een rondje door de streek te rijden. In een paar uur fietsen kom ik dan door het Groene Hart, door de Bollenstreek, door het duingebied en weer terug in de historische binnenstad van Leiden. Dat is echt een geweldige ervaring. Overigens zijn de meeste files in het buitengebied er al lang niet meer. Als je daar goed over nadenkt, is dat eigenlijk jammer. Ik krijg het gevoel dat het tegenwoordig vooral een kunst is om bezoekers van buiten de regio juist via efficiënte en korte verbindingen van en naar de Keukenhof te dirigeren. Dat doen we over wegen waar de lintbebouwing het achtergelegen bollengebied tegenwoordig bijna geheel aan het oog heeft onttrokken. En daarmee onthouden we onze bezoekers niet alleen een uitzicht op het mooiste landschap ter wereld, ook krijgen we ze bijna niet meer in dorpen die best veel te bieden hebben.

Voor het overgrote deel van de bezoekers is vooral de Keukenhof daardoor de Bollenstreek. Alleen vanaf de molen in het park kunnen ze nog iets van de streek ervaren. Toch zijn er best eenvoudige manieren om dat unieke landschap in alle schoonheid te bewonderen. Op mijn dagelijkse treinreis van en naar Flevoland heb ik al een paar keer de omweg over Haarlem genomen. In ruil voor een kwartier extra reistijd krijg je een geweldig uitzicht over het landschap van de Bollenstreek. Een retourtje Leiden - Haarlem is in deze weken een attractie op zich, en bovendien heel betaalbaar. Koppel daar een stadswandeling door het historische centrum van Leiden aan vast en je hebt de dag van je leven in deze regio. En als de trein niet lukt, kijk dan eens naar het water. Vlak na de oorlog verdienden de bollenkwekers wat extra door met een bollenvlet met stoelen erop tussen de velden heen en weer te varen.

Er zijn nog een paar herinneringen uit mijn jeugd die ik met u wil delen. Wat dacht u van dat lied: ‘als de lente komt dan stuur ik jou….’ Dat kon bij mij echt verontwaardiging op roepen. Bloembollen kwamen helemaal niet uit Amsterdam. Ik was trots op de Bollenstreek. Haarlem had er ook zo’n handje van. Hoezo Haarlem Bloemenstad? Wij hadden verdorie de hele binnenduinrand afgegraven voor de bloembollencultuur. Haarlem deed daar niet aan mee en pronkt toch met onze veren. Volstrekt onterecht dus.

Pas later in Leiden ontdekte ik dat als er al een stad is die haar naam aan de Bollenstreek mag verbinden, dat Leiden moet zijn. Niet voor niets staan er tulpen in de ambtsketen van de burgemeester van Leiden. Niet voor niets vervulde de Hortus Botanicus aan het Leidse Rapenburg een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de bollenteelt in dit gebied. Ik ben er later als student aan de Rijks Middelbare Tuinbouwschool vaak in de Leidse Hortus geweest. Maar ook nu nog zijn er economische verbindingen tussen dat geweldige Bio Sciencepark in Leiden en de bollensector bij de zoektocht naar nieuwe medicijnen uit bloembollen om levensbedreigende ziektes te bestrijden.

Vijf jaar geleden woonde ik aan de Pastoorslaan in Hillegom. Rond het huis lag 32 hectare bollengrond die door de eigenaar keurig onderhoud werd. 32 hectare natuur die je elke week zag veranderen. Elk venster was een schilderij en in de bollentijd troffen we de Japanse toeristen in de voortuin. Als je op mooie dagen in die tuin bezig was kon je de opmerkingen horen van de fietsers die langs kwamen. Stuk voor stuk verrukt over wat zij daar zagen. Toen werd ik wethouder in Leiden en moest ik vanwege verplichtingen in de gemeentewet mijn huis inruilen voor mijn huidige woning in de Leidse Merenwijk. Een groter contrast is bijna niet denkbaar. Uit de bollenstreek met al die ruimte naar de op een na meest verdichte stad van Nederland met 5300 inwoners per km². Lisse zou met dezelfde dichtheid bijna 90.000 inwoners hebben.

In Leiden zijn de zichtlijnen niet langer dan pakweg een paar honderd meter. Je ziet daar verharding in plaats van landschap. Ik herinner me nog heel goed hoe indrukwekkend het was toen ik vanuit Leiden na enige tijd voor de eerste keer weer de bloeiende bollenvelden bezocht. Voor het eerst zag ik het bollengebied zoals buitenstaanders het zagen. Toen zag ik pas echt hoe groot de landschappelijke kwaliteit in dit gebied eigenlijk is. De stedelijke dichtheid van Leiden had me geholpen om de schoonheid van de Bollenstreek echt goed te zien.

Daarmee zeg ik overigens niets ten nadele van Leiden. Daar had ik een soort tegenovergestelde ervaring. Ik kreeg een kantoor in het stadhuis waar het uitzicht al meer dan 200 jaar hetzelfde was. Ik heb uren en uren gewandeld door de stad voor ik alles tenminste 1 keer had gezien. Duizenden monumenten op zo’n kleine oppervlakte kom je bijna nergens tegen. Maar er is meer.

Een enorme verzameling rijksmusea, de oudste schouwburg van Nederland. Een prachtige stadsgehoorzaal met een vernieuwde gevel aan de Aalmarkt (die me overigens bijna politiek de kop heeft gekost). Ik noemde al het Rapenburg, het Siebolthuis waar echt elke Japanse toerist even binnenkijken moet, om daar van de Japanse geschiedenis dingen te zien die ze zelf niet meer hebben. Kortom een prachtig toeristisch aanbod op een paar vierkante kilometer. Leiden heeft zowel in goed weer als in slecht weer arrangementen veel te bieden. Ook na afloop van het bollenseizoen valt er nog heel veel te doen in combinatie met een bezoek aan Leiden. Denk daarbij vooral aan de badplaatsen en het congrestoerisme in Noordwijk en Noordwijkerhout. Dan moet die Rijngouwelijn er dan overigens wel snel komen om stad en strand op een hoogwaardige manier te verbinden.

Ik zei dat ik vorige maand 50 was geworden. Voor mijn verjaardag kreeg ik de 14 delige serie '1000 jaar duin en bollenstreek'. Die staat nu thuis in de boekenkast. Heerlijk om zo nu en dan eens door te bladeren. In deel 2 met de titel ‘vertier en vrije tijd’ staan de files op bollenzondag zoals ik me herinner. Ik heb er even heerlijk bij weg zitten dromen. In dat deel is ook het een en ander te lezen over de ontwikkeling van toerisme in deze regio. Op verschillende plekken zie je dat samenwerking tussen de bollengemeenten vaak het begin vormde van succesvolle ontwikkelingen. Het meest duidelijk is dat wel bij het ontstaan van het bloemencorso, vlak na de tweede wereldoorlog. Pas toen de burgemeesters van Hillegom, Lisse en Sassenheim gezamenlijk de schouders onder een initiatief van de sector hadden gezet kon het grootste toeristische evenement in deze regio uitgroeien tot wat het nu is.

Mensen die mij kennen, weten dat ik veel belang hecht aan regionale samenwerking in deze regio. Zeker wanneer het gaat om bevordering van toerisme is dat noodzakelijk. Want alhoewel de afzonderlijke gemeenten in dit gebied ontegenzeggelijk allemaal heel veel kwaliteit hebben, er is er niet een die kan tippen aan de toeristische kwaliteiten van de regio in zijn totaliteit. Het is nog maar een jaar of drie geleden dat ik als wethouder EZ in Leiden betrokken was bij een toen onafwendbare liquidatie van de VVV Holland Rijnland. Ik betuig u daarvoor mijn oprechte spijt maar des te meer ben ik verheugd om u hier weer samen te treffen. Wat ik vandaag graag mee wil geven is dat de Bollenstreek, Leiden en het Duingebied als geen ander bij elkaar horen. Toeristische combinaties waar deze gebieden bij betrokken zijn, kunnen een bijzonder en uniek aanbod vormen. U heeft hier in een straal van 10 a 15 kilometer zoveel te bieden aan bezoekers van buiten de regio, maar ook aan de eigen inwoners. Dat werkt niet wanneer elke gemeente haar eigen focus heeft. Dat werkt naar mijn overtuiging alleen wanneer u allemaal de focus op de regio zet.

Ik wil afsluiten met een soort waarschuwing, of zo u wilt een reclame boodschap, of misschien een uitdaging. Zoals u weet ben ik inmiddels gedeputeerde in de provincie Flevoland. Net als de Duin- en Bollenstreek kennen wij in die provincie ook cultuurlandschap. De Noordoostpolder is in zijn geheel met mensenhanden gemaakt en zo bijzonder dat de gemeenteraad serieus discussie voert om de status van Unesco Werelderfgoed te verwerven. Ik heb werkelijk mijn ogen uitgekeken toen ik daar vorig jaar voor het eerst mocht rondkijken. In een publicatie op internet vond ik de volgende tekst:

'Van 18 april t/m 3 mei kunt u in de Noordoostpolder de langste en kleurrijkste auto-bloembollenroute van Nederland rijden. De circa ¬honderd km lange route voert langs ongeveer tweeduizend hectare ¬tulpen. Borden met ‘Bollenroute’ wijzen de weg. Om bij het startpunt te komen, neemt u vanaf de A6 ¬vanuit het ¬zuiden of westen afslag 14/Emmeloord, of vanuit het noorden afslag 16/Bant. Aan het eind van de afrit ziet u de eerste borden al. Op strategische plaatsen staan picknicktafels met informatie¬borden over de bloembollenteelt. '

De Noordoostpolder, het IJsselmeergebied en het Friese merengebied bieden de moderne toerist rust, ruimte en schoonheid. Laat die dreiging voor u een aanleiding zijn om de handen ineen te slaan. In de tussentijd ga ik me als gedeputeerde van Flevoland inzetten om de Noordoostpolder nog veel beter op de kaart te zetten en zo de competitie met de Duin- en Bollenstreek aan te gaan. Ik wens u oprecht heel veel succes met onze strijd.

Bedankt voor uw aandacht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten